Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1982
(1982)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Reinier Leers, een europese libraire te Rotterdam (1676-1709)Ga naar voetnoot*Wanneer P. Bayle in de Nouvelles de la République des Lettres van januari 1685 aan zijn lezers schrijft dat Reinier Leers hem verschillende brieven heeft laten zien ‘que de fort sçavans hommes de ce païs-ci, de France, d'Angleterre et d'Allemagne lui ont écrites’,Ga naar eind1 zwaait deze Rotterdamse libraire nog maar sinds een vijftal jaren de scepter over het door zijn vader Arnout Leers in Rotterdam gevestigde bedrijf. De naam van de jonge Reinier blijkt echter dan al zo bekend te zijn, dat geleerden in binnen- en buitenland gemakkelijk hun brieven naar zijn adres sturen. Is er hier zeker sprake van een opmerkelijk succesvolle bedrijfsvoering, de snelle opbloei van het bedrijf is ook weer niet zo verbazingwekkend als rekening wordt gehouden met het gelukkige gesternte, waaronder Leers zijn ‘librairie’ heeft kunnen uitbouwen. Tijdens de afgelopen decennia werd reeds in meerdere publicaties op onweerlegbare wijze aangetoond dat de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën in het laatste kwart van de 17e eeuw het centrum bij uitstek werd van de Europese boekhandel, dat zich daar de intellectuele voorraadschuur van Europa bevond. Niet alleen werden boeken uit geheel Europa vanuit deze transitohaven naar alle windhoeken verspreid, maar de Republiek was ook zelf in deze periode uitgerust met een enorm groot aantal drukpersen.Ga naar eind2 Behalve op een aantal algemene factoren, zoals een gunstige geografische ligging, die ook aan de economische groei van de Republiek in de 17e eeuw ten grondslag hebben gelegen, dient voor de opbloei van de Noordnederlandse boekhandel meer in het bijzonder nog te worden gewezen op de verlegging van het culturele en intellectuele zwaartepunt van Zuid- naar Noordwest-Europa. De Venetiaanse boekhandel was ver over het hoogtepunt heen, terwijl die van de Duitse landen ten gevolge van de 30-jarige oorlog zich nog maar langzaam herstelde. Vooral de particularistische structuur van de Noordnederlandse Statenbond met een daaruit voortvloeiende ‘getemperde vrij- | |
[pagina 22]
| |
heid’ en een relatief grote vrijheid van meningsuiting had een zeer gunstige uitwerking op de bloei van de uitgeverij in de Lage Landen. Het betrekkelijk tolerante klimaat van de Republiek trok immers voortdurend een groot aantal vluchtelingen aan, zoals joden, hugenoten en sommige stiefkinderen van het christendom, die elders om godsdienstige of politieke overtuiging werden vervolgd. De geletterden onder hen, maar ook al die auteurs die er in eigen land niet in slaagden hun manuscripten gedrukt te krijgen, wendden zich met enthousiasme en in groten getale tot de Noordnederlandse libraires, die zo steeds een ruime keuze konden maken uit een overvloedige voorraad kopij en niet gespeend van een gezonde koopmansgeest zich een monopoliepositie wisten te verwerven op de Europese markt. In dit juist voor boekhandelaren zo gunstige handelsklimaat heeft ook de Rotterdammer Reinier Leers zich in de laatste decennia van de 17e eeuw een internationale reputatie opgebouwd. Reinier Leers was in 1654 uit vrijzinnig reformatorische ouders in de Maasstad geboren.Ga naar eind3 Daar zijn vader Arnout Leers van 1644 tot 1673 reeds een bloeiende boekhandel dreef, moet de jonge Leers al vroeg zijn vertrouwd geraakt met de uitgeverij en de daarmee gepaard gaande handel. Hoewel het niet met zekerheid is vast te stellen, heeft Reinier Leers waarschijnlijk de Latijnse school van zijn geboortestad bezocht, het latere Erasmiaanse gymnasium. Wel staat vast dat hij ongetwijfeld vanaf jeugdige leeftijd met de geletterde kringen van de Maasstad heeft kennis kunnen maken, daar boekwinkels in de 17e en 18e eeuw nu eenmaal ontmoetingsplaatsen waren voor geleerden en geletterden. Een gedegen kennis van het Latijn en Frans en een grote belezenheid hebben Leers in deze jaren tot een gerespecteerd gesprekspartner gemaakt van een Adriaen Paets, een Frans van Hoogstraten en een Joachim Oudaan, die allen tot de Rotterdamse intelligentsia behoorden.Ga naar eind4 Het lijkt aannemelijk dat Reinier Leers vanaf 1673, het jaar waarin vader Arnout stierf, zijn moeder en broer Arnout heeft geassisteerd bij de voortzetting van de dan reeds internationaal georiënteerde boekhandel. Arnout Leers sr. dreef immers blijkens enige notariële akten uit de 60-er jaren handel met Engeland, Frankrijk en Duitsland en had zelfs enige tijd een filiaal in Frankfurt.Ga naar eind5 De weduwe Leers zal zeker niet ontevreden zijn geweest over de assistentie van haar zoon Reinier, want op 4 februari 1676 machtigt zij hem ‘om van harentwegen in Engeland, Schotland, Ierland, Holland, Zeeland en Vriesland benevens in alle andere koninkrijken, landen en steden te handelen en negotiëren soo in 't koopen als verkoopen van alderhande boecken in alderley faculteyten ende talen’.Ga naar eind6 Had Arnout jr. reeds in 1667 een eigen boekhandel opgericht in Den Haag, Reinier zou daarentegen nog enige jaren onder de protectie van zijn moeder blijven werken. Alle tot dusver achterhaalde uitgaven van het Rotterdamse huis | |
[pagina 23]
| |
Leers vermeldden tot 1680 als drukkersadres: ‘De weduwe van A. Leers’. Helaas konden slechts weinig gegevens over de periode tot 1680 uit het leven van Leers worden achterhaald; zo blijft ook het exacte tijdstip onbekend waarop de weduwe Leers het bedrijf aan haar zoon heeft overgedragen evenals de clausulen, waaronder dit geschiedde. Wel kon met zekerheid worden vastgesteld dat Reinier met de overname van het bedrijf tevens de beschikking heeft gekregen over een eigen drukkerij; zulks blijkt immers uit een notarieel protocol van 1680 en uit diverse plaatsen in de bewaard gebleven correspondentie van Leers en zijn tijdgenoten uit latere jaren.Ga naar eind7 De jonge Leers bevond zich dan ook in het begin van de 80-er jaren, toen de boekhandel in de Republiek alom floreerde, in een uitermate geprivilegieerde uitgangspositie om het bedrijf van zijn overleden vader verder uit te bouwen. Met het eerste werk dat Reinier Leers in 1680 onder eigen drukkersadres uitgeeft, de Opera Omnia van de Utrechtse geneesheer en cartesiaan Lambertus van Velthuysen (1622-1685)Ga naar eind8 lijkt de Rotterdamse libraire tevens de kleur en de toon aan te geven van zijn totale fonds dat een bijna uitsluitend wetenschappelijk karakter draagt en nogal wijsgerig en theologisch is georiënteerd. Waren de activiteiten van Leers als ‘uitgever’ aanvankelijk nog aarzelend, hierin zou spoedig verandering komen, toen door enige Rotterdamse notabelen, onder wie Adriaen Paets de belangrijkste was, het gelukkige initiatief werd genomen in Rotterdam een Illustre School op te richten om aldus het culturele en intellectuele peil van de stad te verhogen.Ga naar eind9 Dank zij de inspanningen van Adriaen Paets, met wie Leers bevriend was, konden zowel Pierre Bayle als Pierre Jurieu,Ga naar eind10 nadat de Academie van Sedan wegens de repressieve maatregelen van Lodewijk XIV jegens de Franse protestanten haar poorten had moeten sluiten, als hoogleraar te Rotterdam worden aangesteld om er respectievelijk filosofie en theologie te komen doceren. Het is nauwelijks verwonderlijk dat Leers, die nauw met Paets was gelieerd, bijna terstond na hun komst te Rotterdam eind 1681, met beide pas benoemde corypheeën kennis heeft kunnen maken. Van zowel Bayle als Jurieu maakte Leers reeds in 1682 manuscripten via de drukpers wereldkundig. De relatie tussen Leers en de fanatieke en onwrikbare Jurieu zou slechts van korte duur zijn. De zich steeds verslechterende verstandhouding tussen P. Bayle en de geleerde theoloog was hieraan debet.Ga naar eind11 Diepgaande meningsverschillen over de houding welke de hugenoten hadden in te nemen jegens de Herroeping van het Edict van Nantes en met name jegens Lodewijk XIV, dreven de twee hoogleraren steeds verder uiteen en leidden in 1693 tot een definitieve breuk. In P. Bayle vond R. Leers daarentegen een trouwe vriend en adviseur, die vooral ook voor zijn zakelijke belan- | |
[pagina 24]
| |
gen als uitgever van onschatbare waarde is geweest, zoals onder meer zal blijken uit de reconstructie van het door de Rotterdamse drukker uitgegeven fonds. Leers' uitgeverspolitiek kan thans nog het beste worden afgelezen uit de lijst van door hem uitgegeven boeken tussen 1680 en 1709, het jaar waarin het bedrijf aan C. Fritsch en M. Böhm werd verkocht.Ga naar eind12 Reconstructie van het fonds was daarvoor dus noodzakelijk, maar was tevens een tijdrovende aangelegenheid, daar geen archiefstukken van het huis Leers zijn bewaard gebleven. Slechts via indirecte weg was deze reconstructie mogelijk. Hiervoor stonden allereerst de privilegeregisters ter beschikking van de Staten-Generaal en de Staten van Holland. Leverde raadpleging van het eerste register geen enkele titel op, door de Staten van Holland werd elf maal aan Leers een privilege verleend. In alle gevallen ging het om overbekende werken, zoals de Dictionaire van Pierre Bayle, het tijdschrift de Histoire des Ouvrages des Savans en uitgaven van P. Jurieu en R. Simon. Het verkrijgen van privileges bleek in de praktijk niet zo belangrijk te zijn, daar dit systeem over het algemeen als weinig bevredigend werd ervaren en de overheid nimmer een monopoliepositie van een bepaalde uitgever heeft willen erkennen. Alleen voor grotere ondernemingen, zoals Bayles Dictionaire en Basnages tijdschrift, trachten uitgevers zich op voorhand, wat veiliger te stellen. Voorts is er de correspondentie van Leers en enigen van zijn tijdgenoten, onder wie Bayle de belangrijkste is. Met deze gedeeltelijk her en der uitgegeven brieven en vooral dank zij nog ca. 110 brieven van en aan Leers welke in binnen- en buitenlandse bibliotheken en archieven in handschrift zijn bewaard gebleven, was het mogelijk verschillende Leers-edities op het spoor te komen. Ook de pamflettencatalogi, de Frankfurter en Leipziger Messe-catalogi evenals het door J.W. Enschedé op drukkersadressen samengestelde register,Ga naar eind13 werden soms met succes geraadpleegd. Vanzelfsprekend konden diverse Leersiana worden achterhaald in de collecties Rotterdamse drukken van het Gemeentearchief en de Gemeentelijke Bibliotheek in deze stad. Als men verwacht dat raadpleging van de door Leers zelf uitgebrachte boekencatalogi, waarvan te Londen en Parijs enige exemplaren uit verschillende jaren zijn bewaard gebleven,Ga naar eind14 een rijke oogst aan Leersedities oplevert, dan komt men bedrogen uit. In deze catalogi maakt Leers bijna uitsluitend reclame voor boeken van collega-uitgevers die hij via zijn winkel en handelsnet aanbiedt. Bovendien wordt in dergelijke lijsten bijna nergens het drukkersadres van de aangeboden koopwaar vermeld. Veel belangrijkere, zo niet de belangrijkste bronnen bij de reconstructie van het fonds vormen daarentegen de in deze jaren verschenen geleerdenperiodieken, waarvan er één, de Histoire des Ouvrages des Savans, door Leers zelf van 1687 tot 1709 werd uitgegeven. In deze | |
[pagina 25]
| |
context dient onder meer nog expliciet melding te worden gemaakt van de Nouvelles de la République des Lettres (1683-1718), eerst door Bayle en later door J. Bernard geredigeerd, de Bibliothèque Universelle et Historique (1686-1693) en de Bibliothèque Choisie (1703-1713) waarvan Jean Leclerc de belangrijkste en in het laatste geval de enige redacteur was, de Boekzaal van Europe van Pieter Rabus en de Leipziger Acta Eruditorum over de gehele betreffende periode.Ga naar eind15 Het depouilleren van deze tijdschriften bracht een groot aantal Leers-edities aan het licht. De op deze wijze verkregen gegevens werden vervolgens met elkaar gecombineerd en verder aangevuld. Met de lijst van auteurs van wie werk bij Leers was uitgegeven, werd tenslotte nagegaan aan de hand van de catalogi der grote bibliotheken of nog andere Leersiana onder deze auteursnamen konden worden opgespoord. Herhaaldelijk werd het reconstructiewerk ernstig bemoeilijkt doordat uitgevers in deze periode er niet voor terugdeinsden onjuiste gegevens op de titelpagina te vermelden. Zo werden boeken soms geantidateerd om bijvoorbeeld een censuurmaatregel te ontlopen, terwijl reeds vele jaren eerder verschenen publicaties van een nieuwe titelpagina werden voorzien, alsof het om een recentere en nieuwe editie ging. Reeds voor Bayle waren dergelijke praktijken een doorn in het oog: ‘(...) combien de fois s'émancipentils [les éditeurs] de rafraîchir la première page de leurs livres, afin de les faire passer pour nouveaux? Quelquefois même ils osent marquer que c'est une nouvelle Edition, et cela multiplie étrangement en idee, et même dans les Catalogues des Bibliotheques, les Editions d'un Ouvrage’.Ga naar eind16 Het hierboven geschetste speurwerk bracht tot op heden het totale aantal Leersiana op ongeveer 200 uitgaven, dat wil zeggen alle uitgaven, inclusief de herdrukken, waarvan met zekerheid kon worden vastgesteld dat Leers daar zijn impressum op afdrukte. In dit aantal zijn de in plano's niet meegeteld evenmin als een paar kleinere publicaties van strikt lokale aard. Dergelijk nog toevallig gevonden werk vormt immers ongetwijfeld slechts een fractie van een veel groter aantal gelegenheidsdrukken - rouw- en trouwdichten, preken en redevoeringen - dat door Leers is verzorgd en zou het totaalbeeld van de Leersiana cijfermatig enigszins vertekenen, want het staat vast dat het huis Leers als ‘ordinaris drukker’ van de Admiraliteit op de Maze herhaaldelijk drukopdrachten heeft uitgevoerd voor dit college. Er doet zich echter nog een andere moeilijkheid voor bij de reconstructie van de Leersiana; het frequente gebruik van crypto-adressen in deze periode, zoals Pierre Marteau à Cologne of Frederic Arnaud à Francfort. Het probleem van deze fictieve adressen waarachter uitgevers zich om redenen van godsdienstige of politieke aard soms plachten te verschuilen is haast onoplosbaar. De overwegend 19e- | |
[pagina 26]
| |
eeuwse literatuur over dit onderwerp draagt in ieder geval op geen enkele wijze bij tot de ontsluiting van dergelijke adressen.Ga naar eind17 Ook al heeft Leers zich meerdere malen van deze methode bediend, de stelling van Elisabeth Labrousse volgens wie de Rotterdamse libraire in het merendeel van de gevallen achter de Keulse Pierre Marteau zou schuilgaan, lijkt zeer lichtvaardig.Ga naar eind18 Tot op heden kon slechts in een tiental gevallen, dank zij bewaard gebleven correspondentie, met zekerheid worden vastgesteld dat Leers inderdaad verantwoordelijk was voor een dergelijke uitgave. Anderzijds is er ook sprake van enige pseudo-Leersiana, uitgaven bezorgd door collega-uitgevers, die onrechtmatig gebruik maakten van de naam Leers. Als voorbeeld moge hier het werkje van Flamant worden vermeld, L'Art de se conserver la santé uit 1692, met als adres: ‘A Amsterdam, Arnoux et Reinier Leers’; deze uitgave werd reeds door mevr. Van Eeghen als gefingeerd ontmaskerd.Ga naar eind19 Waarschijnlijk speelden commerciële overwegingen hierbij een rol en was het aantrekkelijk geworden de naam van Leers, die door zijn controversiële uitgaven alom in Europa bekendheid had verworven, op het titelblad te laten afdrukken. Vanzelfsprekend dienen deze uitgaven evenals de door Leers onder crypto-adres uitgegeven werken als afzonderlijke categorieen te worden beschouwd. Van de ruim 200 als echte Leersiana te bestempelen werken wordt ongeveer 14% in beslag genomen door de verschillende afleveringen van de Histoire des Ouvrages des Savans. De aanmaak van dit tijdschrift dat een enorm succes kende in de Republiek der Letteren en waarvan sommige jaargangen zelfs meerdere herdrukken beleefden, vormden van 1687 tot 1709 een regelmatig terugkerende bezigheid voor Leers' uitgeverij. Dat Leers nauwelijks of niet verlegen heeft gezeten om manuscripten moge onder meer blijken uit het grote aantal uitgaven dat voor het eerst via zijn zorgen werd gedrukt. Zelfs als de Histoire des Ouvrages des Savans niet wordt meegerekend, kan meer dan 50% als oorspronkelijk werk van de Rotterdamse libraire worden beschouwd. Onder de overige Leersiana kunnen nog ruim 60 herdrukken worden geteld, waarvan het merendeel eerder door hem zelf uitgegeven werk betreft. Voorts bevat de lijst nog zes vertalingen van reeds bij andere uitgevers of bij Leers zelf verschenen werk, evenals 16 catalogi van bij hem in de boekwinkel voorradige boeken of door hem georganiseerde boekveilingen. Onder het werk dat door Leers in een eerste editie werd uitgebracht vormden de publicaties van Franse hugenoten verreweg de meerderheid. Van de auteurs wier manuscripten Leers uitgaf worden hier onder meer de namen genoemd van Jacques Abbadie, Pierre Allix, Charles Ancillon, Henri en Jacques Basnage, Pierre Bayle, Pierre Dubosc, Pierre Jurieu, Isaac de Larrey, Daniel et Matthieu de Larroque, Jacques Lenfant en | |
[pagina 27]
| |
Isaac Papin. Daarnaast treft men onder de Leersiana ook enige publicaties aan van Engelse protestanten. De bij Leers in 1694 uitgekomen Franse vertaling van G. Burnets History of the Reformation is daarvan wel de belangrijkste. Een eveneens omvangrijke categorie binnen het fonds vormen de uitgaven van enkele Franse katholieken voor wie het onmogelijk was geworden hun controversiële werk in Frankrijk van de pers te laten komen. Zo werden door Leers een groot aantal manuscripten van de occasionalist Malebranche en van de grondlegger der wetenschappelijke bijbelkritiek, Richard Simon, tussen 1684 en 1693 gepubliceerd, terwijl tevens een aantal kleinere geschriften van de jansenist Antoine Arnauld, die onder een fictief drukkersadres verschenen, aan R. Leers kunnen worden toegeschreven.Ga naar eind20 Valt het merendeel van het door Leers uitgegeven werk inhoudelijk onder de rubrieken theologie, filosofie, kerkgeschiedenis, kerkpolitiek en filologie, een geheel hiervan te onderscheiden categorie wordt gevormd door een tiental klassieke tekstedities met noten van de hand van de Rotterdamse praeceptor Minellius, welke door menig leerling van Latijnse scholen tot diep in de 18e eeuw wegens de overvloedigheid aan commentaar graag werden geraadpleegd bij het moeilijke vertaalwerk.Ga naar eind21 Deze serie schoolboekjes waarvan een gedeelte reeds door Leers' ouders was uitgegeven, werd door Reinier met enthousiasme voortgezet en gedeeltelijk herdrukt. Ongetwijfeld hebben de Minelliusuitgaven hem van een vaste bron van inkomsten verzekerd en hem in staat gesteld ook minder lucratieve uitgaven van de pers te doen komen. Dat echter het hoofdaccent bij de Leersedities op theologische werken valt, voor een groot deel van de hand van Franse refugiés, wordt alleszins begrijpelijk, indien de rol en de activiteiten van Pierre Bayle in de Rotterdamse boekhandel wat nader worden geanalyseerd. Pierre Bayle, die, zoals eerder al werd opgemerkt, na zijn vertrek uit Frankrijk zich eind 1681 te Rotterdam had gevestigd, was bijna onmiddellijk in contact gekomen met Leers en had hem het manuscript van zijn Lettre sur la comète aangeboden, dat al op 11 maart 1682, 4 maanden na zijn aankomst in de Republiek van de pers kwam. Tijdens deze maanden, waarin auteur en uitgever ongetwijfeld ten nauwste hebben samengewerkt, is de basis gelegd voor een vriendschappelijke relatie die tot de dood van Bayle in december 1706 zou standhouden. Uit de correspondentie van Bayle blijkt dat deze tijdens zijn verblijf te Rotterdam steeds meer de rechterhand is geworden van Reinier Leers. Niet alleen corrigeerde hij drukproeven aan de hand van vaak moeilijk leesbare handschriften, maar hij las ook kritisch de aan Leers aangeboden manuscripten door, alvorens deze aan de drukker werden toevertrouwd. Heeft Bayle getracht zijn vrij karige hoogleraarsalaris aldus wat aan te vullen? Ongetwijfeld, ook al zullen eveneens andere motieven een rol | |
[pagina 28]
| |
hebben gespeeld; want waar de filosoof in een brief aan zijn Zwitserse vriend Vincent Minutoli van 8 juli 1686 te verstaan geeft dat de uitgevers hun auteurs en correctoren slecht betalen,Ga naar eind22 lijkt Bayle aanvankelijk ook zijn diensten aan Leers te hebben aangeboden om op die wijze voor zichzelf en zijn vrienden publicatiemogelijkheden te verzekeren. Bovendien heeft hij zich dank zij de boekwinkel van Leers vaak zonder al te grote financiële offers op de hoogte kunnen stellen van de laatste publicaties uit de Republiek der Letteren. De samenwerking met Leers zou echter enige jaren later broodnodig worden. Want toen de filosoof op 30 oktober 1693, naar aanleiding van zijn talloze conflicten met Jurieu door de Rotterdamse magistraat als hoogleraar werd ontslagen, verloor hij tevens het tot dan toe aan hem toegekende jaargeld. Bayle lijkt nauwelijks onder dit ontslag te hebben geleden; in Leers had hij immers een uitgever gevonden die hem toen een dergelijk honorarium garandeerde, dat hij voor de rest van zijn leven van ernstige financiële zorgen gevrijwaard bleef: ‘Enfin je trouve si peu de ragout à enseigner de jeunes gens et tant de douceur à vivre, sibi et Musis, sans dépendance de Curateurs et de Collegues, que je me soucie peu d'endosser jamais le harnois ni en Academie, ni en Ecole Illustre. Si j'ai la santé, j'aurai de quoi vivre sans cela en écrivassant. Si je n'ai point de santé, ce sera, comme j'espere, une affaire qui ne sera point d'une si longue discussion, ou d'une si longue durée qu'il ne me reste de quoi subsister mea quadra jusqu'à la fin’.Ga naar eind23
Zo was Bayle vanaf de eerste jaren dat hij in Rotterdam vertoefde voor Leers een auteur, die hem veel kopij bezorgde. Maar de filosoof kreeg ook veel manuscripten toegestuurd van zowel hugenoten die nog in Frankrijk woonden als van hen, die reeds naar het buitenland waren uitgeweken. Door zijn tussenkomst vonden deze manuscripten hun weg naar de drukpersen van Leers. Bayles vriendenkring breidde zich met name sterk uit toen hij de redactie op zich nam van het eerste moderne wetenschappelijke tijdschrift, de Nouvelles de la République des Lettres, dat hem een internationale reputatie bezorgde. Het initiatief van dit tijdschrift was overigens uitgegaan van de inmiddels in Amsterdam gevestigde boekhandelaar Henri Desbordes uit Saumur, maar toen Bayle begin 1687 zijn redacteurschap neerlegde, vond hij enige maanden later H. Basnage de Beauval, een uit Rouen afkomstige protestantse advocaat, bereid het redactionele werk voort te zetten, zij het ook van een tijdschrift dat nu onder een nieuwe naam bij R. Leers te Rotterdam verscheen. Daar de Nouvelles in korte tijd overal in Europa een enorm succes hadden geoogst, moet Leers er wel bijzonder ingenomen mee zijn geweest dat hij voor de Histoire des Ouvrages des Savans kon rekenen op een door Bayle aangezochte redacteur, die door deze laatste zeker | |
[pagina 29]
| |
met raad en daad zou worden bijgestaan.Ga naar eind24 Een tijdschrift had bovendien het voordeel dat zowel collega-uitgevers als auteurs hun boeken ter recensie naar Rotterdam stuurden, zodat de boekhandelaar Leers nog meer dan voorheen in staat was zijn winkelvoorraad met de meest recente uitgaven, die her en der in Europa verschenen, via bestellingen aan te vullen. Leers zelf was in deze jaren overigens niet minder actief. De boekhandel en uitgeverij vereisten nu eenmaal goede afzetmogelijkheden, zowel binnen als buiten de grenzen van de Republiek. Waar vader Arnout in het bezit is geweest van een filiaal te Frankfurt, waarvan het fonds in 1668 aan Arnout jr. was verkocht,Ga naar eind25 ligt het voor de hand dat ook Reinier Leers enige handelscontacten met de Oosterburen heeft onderhouden. Gegevens hierover zijn echter uitermate schaars. Alleen met Leibniz en een aantal naar Brandenburg uitgeweken hugenoten stond Leers, zij het gedeeltelijk via Bayle, in verbinding.Ga naar eind26 Van contacten tussen Leers en andere Duitsers ontbreekt tot op heden ieder spoor. Toch is Leers boekenproduktie in het Duitse taalgebied zeker niet onbekend gebleven. Op de Frankfurter en Leipziger Messen werden in de periode 1680-1690 in ieder geval nog 43 verschillende Leersiana aangeboden.Ga naar eind27 En ook al ontbreken zijn uitgaven in de Messe-catalogi van na 1690, dank zij goede relaties met collega-boekhandelaren, die meer op Duitsland waren georiënteerd en zeker ook via de Leipziger Acta Eruditorum zullen nog vele Leersiana daar hun weg hebben gevonden. Dat Leers erin is geslaagd goede commerciële relaties met Engeland te onderhouden is aan geen twijfel onderhevig. De Rotterdamse boekhandelaar zal zeker ook profijt hebben getrokken van de omstandigheid dat de boekhandel tussen Frankrijk en Engeland gedurende een groot aantal jaren praktisch geheel en al via de Republiek verliep. Via de Engelse douaneregisters over de jaren 1696-1706 kon zelfs worden vastgesteld dat de Republiek van het totaal aantal uit Europa in Engeland geïmporteerde boeken ongeveer 90% voor haar rekening nam, terwijl van de export van Engelse boeken naar het vasteland in dezelfde periode ca. 52% naar de Noordelijke Nederlanden ging.Ga naar eind28 Een duidelijk beeld van de handelsrelaties en transacties van Leers met Engeland kon worden verkregen uit zijn bewaard gebleven correspondentie en afrekeningen met de boekhandelaar van de Royal Society, Samuel Smith.Ga naar eind29 Zo leest men dat Leers zich op 21 februari 1690 bereid verklaart niet alleen boeken van zijn eigen persen te leveren, maar tevens ‘des livres imprimés en Allemagne, en France et ailleurs’.Ga naar eind30 Samuel Smith was inderdaad een belangrijke relatie van Leers in Engeland. Zulks blijkt alleen al uit de enorme aantallen exemplaren die hij deze Engelsman van sommige van zijn uitgaven leverde. Zijn Minellius-edities worden zelfs bij honderden via Smith in Engeland afgezet. Op 26 okto- | |
[pagina 30]
| |
ber 1690 leverde Leers zijn Londense relatie maar liefst voor f 1019 en vijf stuivers aan boeken, waaronder zich alleen al 500 exemplaren van de zojuist verschene Terentius-editie bevonden, welke door Minellius van noten was voorzien.Ga naar eind31 Leers zelf koopt ook grote hoeveelheden Engelse uitgaven via Smith in, zoals onder meer de preken van Tillotson, werk van John Ussher en William Cave. Samuel Smith was zeker niet de enige boekhandelaar met wie Leers in Engeland handel dreef. Uit het door Hodgson en Blagden uitgegeven Notebook van Thomas Bennett en Henry Clements blijkt dat de Rotterdammer ook bij dit Londense boekenhuis bestellingen heeft geplaatst.Ga naar eind32 Opmerkelijk is een getuigenis welke de Engelse Whig-boekhandelaar John Dunton over R. Leers in zijn autobiografie heeft neergelegd. Naar aanleiding van zijn in 1687 ondernomen reis naar de Republiek, schrijft Dunton dat hij te Rotterdam Reinier Leers als enige boekhandelaar heeft bezocht. Leers was volgens de Engelsman zelfs de ‘chief Bookseller’ van de Republiek en werd daarom door zijn vakbroeders hevig benijd.Ga naar eind33 Hoe belangrijk de contacten van Leers met Engeland ook geweest mogen zijn, Frankrijk neemt evenwel ongetwijfeld de eerste plaats in in het internationale handelsnet van de Rotterdamse boekhandelaar. Ongelukkigerwijze vielen Leer's activiteiten als libraire precies in de periode dat Frankrijk werd geteisterd door de meest strenge censuur welke het Ancien Régime heeft gekend,Ga naar eind34 terwijl anderzijds de Negenjarige Oorlog en de Spaanse Successie-oorlog een normaal handelsverkeer met Frankrijk belemmerden. Er was de Nederlandse uitgevers dan ook veel aan gelegen zo goed mogelijke contacten te onderhouden met de koninklijke censoren in Parijs. Voor Leers, die zoveel werk van uitgeweken Franse auteurs uitgaf, was dit ongetwijfeld zelfs van vitaal belang, wilde hij zijn produkten daar ook via de normale weg, dat wil zeggen zonder riskante en tijdrovende smokkelhandel, kunnen blijven invoeren. Toch was ook hij gedurende vele jaren aangewezen op betrouwbare tussenpersonen, bevriende boekhandelaren en reizigers via wie de verspreiding van buitenlandse boeken in Frankrijk zo goed mogelijk gegarandeerd bleef.Ga naar eind35 Met name in Rouen en Lille, de belangrijkste toegangspoorten tot Frankrijk van respectievelijk de zee- en landroute, waren dergelijke relaties onbetaalbaar. Een reis naar Frankrijk was in de geschetste omstandigheden het middel bij uitstek om de zo noodzakelijke contacten met boekhandelaren en tussenpersonen te leggen of te verbeteren. Leers is tot 1709 minstens driemaal in de gelegenheid geweest zich persoonlijk naar Parijs te begeven. Het eerste verblijf van de Rotterdammer te Parijs dateert van 1683 en leverde hem onder meer een groot aantal manuscripten op van Malebranche, getuige een brief van Bayle aan J. Lenfant: ‘Mr. Leers a vû dans son Voiage de Paris le Pere Malebranche qui lui a donné à impri- | |
[pagina 31]
| |
mer toutes ses Oeuvres avec des corrections et des Additions par tout’.Ga naar eind36 Ook staat vast dat Leers nog in 1686 kortere of langere tijd in de Franse hoofdstad heeft vertoefd.Ga naar eind37 Of er in de zeven daarop volgende jaren ook door Leers naar Frankrijk is gereisd, kon niet worden achterhaald. Zeker is wel dat Leers in 1694 opnieuw een aantal maanden in Parijs doorbrengt. Europa verkeert dan al vele jaren in oorlog. Niet alleen boekhandelaren als Leers, die zich in een brief aan Nic. Toinard had laten ontvallen: ‘cette maudite guerre est fort prejudiciable à la République des Lettres’,Ga naar eind38 maar ook voor de Franse geleerden waren de belemmeringen van de oorlog en met name van de strenge censuur onverdraaglijk geworden. In het voorjaar van 1694 doet Bossuet in niet mis te verstane woorden zijn beklag bij de kanselier Pontchartrain, aan wie ieder boek in Frankrijk ter goedkeuring diende te worden voorgelegd: ‘La librairie souffre beaucoup des défenses rigoureuses qu'on a faites pour le passage des livres de la Flandre espagnole et de la Hollande. Il est juste d'empêcher le débit des livres qui blessent la Religion et l'Etat ou la charité; mais il semble qu'il faudrait lâcher la main sur le reste, et pour l'amour des libraires, que ces difficultés ruinent, et pour le commerce des gens de lettres qui manquent par ce défaut de beaucoup de livres nécessaires’.Ga naar eind39 De bisschop van Meaux, wiens gezagsgetrouwheid boven iedere verdenking stond, zal waarschijnlijk ook zelf de wrange vruchten hebben geplukt van de strenge censuurmaatregelen en geconstateerd hebben dat zelfs de grote Franse bibliotheken inmiddels ernstige lacunes begonnen te vertonen. Het gewenste resultaat bleef niet lang uit. Reeds enige weken later, op 4 mei 1694, kreeg Reinier Leers toestemming naar Frankrijk te reizen, terwijl aan de boekhandelaar François Fiévet uit Lille een paspoort werd uitgereikt voor een reis naar de Republiek.Ga naar eind40 Op deze wijze hoopte de Franse overheid de invoer van boeken uit de Republiek opnieuw aan te zwengelen. Zo begaf Leers zich, voorzien van de nodige reisdocumenten, begin juni naar Parijs waar hij tot oktober bleef en gefêteerd werd door Bossuet en andere hoogwaardigheidsbekleders.Ga naar eind41 In september werd hem zelfs een audiëntie toegestaan bij Lodewijk XIV.Ga naar eind42 In hoeverre de onderhandelingen tussen Leers en de Franse overheid moeizaam verliepen, is niet bekend; het zou evenwel tot het voorjaar van 1696 duren dat Reinier een eerste baal boeken voor de Koninklijke Bibliotheek verzond. En ook dan nog schijnt Leers de transactie enigszins te hebben geforceerd, blijkens de verrassing van de onderbibliothecaris Nic. Clément die de ontvangst aldus aan Louvois meldt: ‘J'ay esté surpris de recevoir eet avis [over de zending van “250 volumes de livres nouveaux”], ne luy ayant point écrit, et ne luy ayant pas envoyé de memoire; mais enfin j'espere que quand Mgr. l'archevesque [Charles Maurice le Tellier] les verra, il se determinera plus facilement a luy donner satisfaction, voyant sa bonne | |
[pagina 32]
| |
volonté, d'autant plus qu'il m'a promis qu'a son retour il me donneroit les ordres necessaires pour finir une affaire aussy avantageuse que celle là l'est a nostre bibliotheque’.Ga naar eind43 Daar de reactie van de bibliothecaris positief was, besluit Clément onmiddellijk lijsten op te stellen van boeken die door Leers zouden kunnen worden gezonden.Ga naar eind44 Ook al heeft de Rotterdammer in de loop der volgende jaren zeker concurrentie gekregen van collega-boekhandelaren, de briefwisseling tussen Clément en Leers bewijst, dat de laatste tot 1709 regelmatig boekbestellingen bleef verzorgen voor de Bibliothèque du Roi.Ga naar eind45 Leers heeft tijdens zijn verblijf te Parijs in 1694 zeker ook een bezoek gebracht aan Jean-Paul Bignon, aan wie hij de juist vóór zijn vertrek voltooide druk van Fr. Junius De pictura Veterum had opgedragen. Met Bignon, die in 1699 door Pontchartrain tot directeur van het Bureau de la Librairie wordt benoemd, heeft Leers gedurende een aantal jaren uitzonderlijk goede contacten gehad en dank zij deze waardevolle relatie is hij erin geslaagd de handel met Frankrijk open te houden, zonder zich enkel van illegale wegen te bedienen. Uit 1699 is van Bignon een Memoire bewaard gebleven welke nog inzicht verschaft in de wijze waarop Leers met deze machtige man, die aan het hoofd stond van 56 censeurs royaux,Ga naar eind46 zaken deed. In dit mémoireGa naar eind47 krijgt Leers de opdracht regelmatig alle grote geleerdenperiodieken te leveren, zoals de met name genoemde Philosophical Transactions, de Acta Eruditorum en die welke in de Republiek verschenen, maar bovendien meer in het algemeen ‘tous autres Journaux s'il y en a et livres de cette nature, concernant les nouvelles litteraires en quelque langue que ce soit.’ Op die wijze konden de bibliothecarissen zichzelf een beeld vormen van alle belangrijke boeken die er her en der in Europa verschenen en Leers, zo werd meegedeeld, zou van tijd tot tijd bestellingen ontvangen van nieuw verschenen werken. Deze boeken en géén andere, zo werd uitdrukkelijk gesteld, moesten per post worden verstuurd en worden geadresseerd aan ‘Monseigneur de Pontchartrain, Ministre et Secrétaire d'Etat, a Paris’. Leers heeft via het Bureau de la Librairie stellig grote partijen boeken in Frankrijk kunnen afzetten, maar lang heeft hij helaas zijn monopoliepositie niet kunnen handhaven. Al in het begin van 1701 moet hij een concurrent hebben gehad in de Amsterdamse boekhandelaar J.-L. De Lorme.Ga naar eind48 Is Leers in de loop der jaren bij Bignon uit de gratie gevallen, omdat hij zich niet aan de voorwaarden hield, die de Fransen hem stelden? De bronnen bieden hierover tot op heden geen opheldering. Wel blijkt uit de door mevr. Van Eeghen uitgegeven correspondentie van De Lorme aan Bignon, dat de Amsterdammer de taak van Leers rond 1707 geheel heeft overgenomen.Ga naar eind49 Vanzelfsprekend is de Rotterdamse libraire dan inmiddels in een ernstige brouille geraakt met De Lorme. | |
[pagina 33]
| |
Ondanks deze moeilijkheden heeft Leers zijn leven lang bij geletterde tijdgenoten veel vertrouwen ingeboezemd, zoals onder meer ook moge blijken uit de contacten die hij met Antoine Arnauld heeft onderhouden. Voor deze uit Port-Royal verdreven Fransman was Leers, naar het getuigenis van Bayle, praktisch de enige calvinist, ‘avec qui Mr Arnaud ait voulu souffrir d'avoir quelque conversation’.Ga naar eind50 Het gaat evenwel te ver, met H.J. Martin R. Leers de vertrouwensman van de Chancellerie te noemen.Ga naar eind51 Leers kon zich niet alles permitteren in zijn handelsbetrekkingen met Frankrijk. En zijn overeenkomst met de Franse overheid betekende geenszins dat hij zijn boeken vrijelijk in Frankrijk kon invoeren. Wanneer op 24 oktober 1696 na bijna 3 jaar voorbereiding het standaardwerk van P. Bayle: de Dictionaire Historique et Critique eindelijk van de pers komt, krijgen de Parijse boekhandelaren, die vanwege het overweldigend succes van dit werk in de Republiek der Letteren, een privilege aanvragen voor een nadruk, niet alleen geen toestemming, maar bovendien wordt de invoer ervan onmiddellijk in Frankrijk verboden. Leers zal hiervan wel niet erg onder de indruk zijn geweest, daar hij zeker heeft beseft, dat de Dictionaire nu deze eenmaal verboden was, een nog grotere aantrekkingskracht zou uitoefenen op het publiek en meer geld zou kunnen opleveren.Ga naar eind52 Anderzijds was Leers niet bang uitgevallen en verzond hij met de officiële ladingen die door de Bibliothèque du Roi waren besteld herhaaldelijk verboden boeken naar Frankrijk. In 1707 beklaagt Clément zich hierover in de volgende bewoordingen: ‘Votre caisse de livres est encore a Roüen, les deux boëttes de Thé que vous y avez mises ayant esté declarées, les commis (...) ont voulu ouvrir la caisse (...) ils y ont trouvé des livres defendus ce qui a fait qu'ils ont retenu la caisse (...) voila encore un nouvel embarras qui m'a un peu chagriné’.Ga naar eind53 De relatie tussen Leers en de Parijse Bibliotheek, met Pontchartrain en Bignon van de Kanselarij als beschermheren, bracht de Rotterdamse boekhandelaar evenwel nog een ander voordeel: Bignon zorgde er namelijk voor dat de Rotterdamse drukken van Leers niet in Frankrijk konden worden nagedrukt,Ga naar eind54 door namelijk privileges hiervoor aan wie dan ook te weigeren en dat het privilege-systeem in het centraal geregeerde Frankrijk uitstekend functioneerde spreekt vanzelf. Zo was Leers' fonds ook jarenlang in een groot deel van Europa gevrijwaard voor roofdrukken: in de Republiek zelf, omdat de roofdrukker daar met gelijke munt zou worden betaald; in Engeland, omdat de aanmaak van boeken er veel duurder was en er geen sprake kon zijn van enige concurrentie; in Frankrijk, dank zij de protectie van de Kanselarij. In 1709 besluit de 55-jarige Reinier Leers zijn bedrijf grotendeels te verkopen. De feitelijke motieven voor dit besluit zijn tot dusverre onachterhaalbaar gebleven. Vaststaat dat hij op 2 mei van dat jaar hier- | |
[pagina 34]
| |
voor een verkoopcontract afsloot voor de notaris, met Michaël Böhm en Gaspar Fritsch, twee Duitse boekhandelaren.Ga naar eind55 Uit dit in de notariële protocollen van Rotterdam bewaard gebleven contract is het mogelijk zich een duidelijk beeld te vormen van de omvang van het bedrijf in deze jaren. De drukkerij bestond uit één pers voor het afdrukken van kopergravures en 5 drukpersen. Het bedrijf beschikte voorts over opslagruimten en magazijnen in en bij de drukkerij en winkel en had drie zolders in huur op verschillende plaatsen in de stad. Deze inventaris te zamen met de gehele voorraad aan boeken, zowel het door Leers zelf als door anderen gedrukte werk werd voor f 120.000,- verkocht, in 6 termijnen van een jaar te voldoen; uiteraard kregen de kopers een apart huurcontract aangeboden voor de gebouwen, die niet verkocht werden. Reinier Leers blijkt zo een middelgroot bedrijf te hebben bestierd met een indrukwekkend boekenfonds, dat door de kopers duur werd betaald. Dit was ook de mening van H. Basnage de Beauval die op 1 november 1709, enige maanden na de overdracht, aan Bignon te Parijs rapporteert, dat de twee Duitsers het bedrijf van Leers zo duur gekocht hebben dat er rustig aan getwijfeld mag worden of de kopers tegen deze zware lasten zullen zijn opgewassen.Ga naar eind56 Inderdaad zou Böhm in 1720 - Fritsch was al enige jaren eerder uit de compagnie gestapt - zich gedwongen zien het fonds te verkopen om aan de in de verkoopacte van 1709 vastgestelde verplichtingen jegens de erven van R. Leers te kunnen voldoen.Ga naar eind57 Reinier Leers zelf was in 1714, tijdens een reis naar Parijs, die hij in oprdracht van de Rotterdamse magistraat maakte, overleden.Ga naar eind58 Zo is hem het bericht over de jammerlijke liquidatie van zijn eens zo bloeiend bedrijf en het uiteenvallen van het fonds bespaard gebleven. Toch had Leers in 1709, na de verkoop, niet al zijn activiteiten gestaakt. Men mag rustig aannemen dat hij de twee Duitsers aanvankelijk zelfs menig zakelijk advies zal hebben gegeven. Want in de verkoopacte was vastgelegd, dat Leers vanaf dat ogenblik de boekhandel van Fritsch en Böhm zoveel als in zijn vermogen lag zou dienen te ondersteunen. Bovendien bleef hij als drukker en leverancier van boeken en papier in dienst van de Westindische Compagnie evenals van de Admiraliteit op de Maze. Over leveranties aan deze instellingen had hij in de verkoopacte uitdrukkelijk laten bepalen dat één van de vijf persen in de drukkerij met de daarbij behorende letterbakken ook nadat de acte was gepasseerd tot zijn beschikking zou blijven staan. Eveneens had hij zich het recht voorbehouden de in 1690 en 1701 uitgegeven Dictionnaire van Furetière, zo dit opportuun leek, opnieuw te drukken.Ga naar eind59 Ontplooide Leers zo zeker nog een aantal activiteiten, deze zijn gaandeweg meer van lokale aard geworden; in 1714, het jaar van zijn overlijden, werd hij nog in de Rotterdamse schepenbank opgenomen.Ga naar eind60 Aldus lijkt er rond 1710 een | |
[pagina 35]
| |
einde te zijn gekomen aan de belangrijke rol die de Rotterdammer tot dan toe in de Republiek der Letteren had gespeeld. In de inventaris van brieven van en aan R. Leers dateren dan ook slechts enkele brieven van na 1710 en deze lijken voornamelijk een afwikkeling te betreffen van een paar eerder verrichte zakelijke transacties. Opmerkelijk is het dat Henri Basnage de Beauval, wiens gezondheid nog al te wensen overliet, kort na de overdracht de redactie neerlegde van de Histoire des Ouvrages des Savans, welk tijdschrift één van de belangrijkste spreekbuizen was geweest in geletterd Europa. Heeft Leers het vertrek van Basnage zien aankomen, besefte hij op korte termijn zijn belangrijkste troef kwijt te zullen raken in het internationale forum van de Republiek der Letteren en werd aldus zijn besluit het bedrijf van de hand te doen versneld? De vraag lijkt minstens gerechtvaardigd, want Basnage had duidelijk blijk gegeven van een zekere redactie-moeheid en in 1707 was zelfs geen enkele aflevering van het tijdschrift verschenen. Veel ernstiger nog voor het internationaal georiënteerde bedrijf van Leers moet de dood zijn geweest van Pierre Bayle in 1706; met het heengaan van deze befaamde geleerde had Leers immers een invloedrijk adviseur en vriend verloren, die hem gedurende vele jaren terzijde had gestaan en vaak als intermediair had gefungeerd in zijn contacten met buitenlandse auteurs. Bovendien had Leers, zoals reeds werd opgemerkt, in deze jaren een concurrent gekregen in de Amsterdamse boekhandelaar Jean-Louis De Lorme, waarmee de Rotterdammer zijn monopoliepositie in de handel met Frankrijk was kwijt geraakt. Welnu, de dood van Pierre Bayle, de mogelijkheid van een spoedig vertrek van Basnage en het verlies van zijn monopolie op Frankrijk, gevoegd bij de omstandigheid zijn fonds tegen uiterst gunstige voorwaarden te kunnen verkopen, hebben Leers waarschijnlijk in 1709 niet meer doen aarzelen over zijn beslissing een punt te zetten achter zijn internationale activiteiten. Tot het einde toe had Leers zijn fonds op peil weten te houden en in 1708 en 1709 bracht hij nog twee belangrijke werken uit, één van Sam. Basnage: de Annales Politico-Ecclesiasticae en het andere van Jacques Basnage de Histoire et la religion des Juifs. Gedurende zijn bijna 30 jaren durende bedrijfsvoering heeft de Rotterdamse drukker dan ook voortdurend in hoog aanzien gestaan bij geleerden in binnen- en buitenland, die graag een bezoek brachten aan Leers temidden van zijn uitgelezen boekenvoorraad. Hij correspondeerde met hoogleraren als Perizonius en Spanheim te Leiden, en Graevius te Utrecht, evenals met tal van buitenlandse prominenten, onder wie Malebranche, Claude Nicaise, de jezuïet Bouhours en Leibniz. En wanneer de Schotse graaf James Drummond in 1683 naar de Republiek reist, schrijft deze naar zijn familie over een ontmoeting met Reinier Leers, die hij als een groot geleer- | |
[pagina 36]
| |
de, een ‘virtuoso’ beschouwde.Ga naar eind61 Pierre Bayle onderscheidde hem van de andere Noordnederlandse boekhandelaren, als ‘ennemi de tout ce qui sent le libelle et le déchirement du Prochain’.Ga naar eind62 Praktisch geen andere boekhandelaar is er in deze jaren in geslaagd een fonds op te bouwen dat kan wedijveren met deze schatkamer uit de Republiek der Letteren.
Hans Bots
* Deze bijdrage is onder meer het resultaat van een doctoraal werkcollege, gegeven tijdens het cursusjaar 1979-1980 aan het instituut voor Intellectuele Betrekkingen van de Katholieke Universiteit te Nijmegen. In de loop van 1982 zal een meer uitgebreide studie worden gepubliceerd bij Bob de Graaf te Nieuwkoop, gewijd aan de libraire R. Leers. In dit werk zal de lijst van het totale gereconstrueerde fonds worden gepubliceerd, evenals een aantal bijlagen met toevallig gevonden gelegenheidswerk, en werk onder fictief drukkersadres verschenen, dat aan Leers mag worden toegeschreven. | |
[pagina 40]
| |
Résumé
|
|