Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw. Jaargang 1982
(1982)– [tijdschrift] Documentatieblad werkgroep Achttiende eeuw– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nr. 53/54]Europese ‘libraires’: de gebroeders Huguetan in Amsterdam (1686-1705)Ga naar voetnoot*Met de dood van Daniel Elsevier in 1680 eindigt een tijdperk - Locke getuigt daarvanGa naar eind2 -; zijn grote internationale boekhandel, die mede door de tijdsomstandigheden slecht ging, wordt niet voortgezet. Op de inventaris van 1681 na de dood van zijn weduwe vindt men o.a. als zakelijke relatie in Lyon Jean Antoine Huguetan & Comp.Ga naar eind3 Het is dan in feite al het begin van de réfuge, maar Huguetan sterft in 1681 nog in Lyon. Zijn drie zonen komen echter naar Amsterdam - dat werd althans het hoofdkwartier - en nemen daar gedurende ± 20 jaar enigszins de rol van Elsevier over. De enige directe tegenstander van hen - voor zover de archiefstukken doen zien - is Leers in Rotterdam geweest. In 1699 bespreekt de bekende Italiaanse emigrant Leti in zijn Raguagli de rol, die deze twee in de boekhandel speelden, eerst kort van Leers en dan veel langer van de broers Huguetan.Ga naar eind4 Precies omgekeerd deed Martin dat in 1969 en wel omdat de uitgaven van Leers veel belangrijker waren dan die van de broers Huguetan.Ga naar eind5 De zaken van deze laatsten waren echter oneindig groter en commercieel gezien waren zìj in hun tijd zeker veel belangrijker. Een uitgever zonder meer bestond toen niet en de annexe boekhandel - min of meer nog ruil, zij het niet meer vel voor vel - was dus uiterst noodzakelijk.Ga naar eind6 Men moest niet alleen boeken drukken maar ook die op de beste wijze aan de man brengen. Het is in ieder geval duidelijk, ook al uit de beschrijving van Leti, dat beide partijen glasharde zakenlieden waren. De familie Huguetan was al van het begin van de 16de eeuw af in de boekhandel in Lyon. Ze zette de zaken na de opheffing van het edict van Nantes in 1685 eerst in Genève, maar al gauw in Amsterdam en daarnaast ook in Londen voort.Ga naar eind7 Al in Lyon waren ze blijkbaar ook bij de geldhandel betrokken en dit ging op steeds groter schaal verder. | |
[pagina 2]
| |
Allereerst iets over de drie broers, Marc geboren 1655, Jean Henry, geboren 1664, en Pierre geboren 1674. Marc vestigde zich in 1686 in Amsterdam, waar de familie ook buiten de boekhandel relaties had,Ga naar eind8 werd poorter (als refugé gratis!) en lid van het boekverkopersgilde. Alle zaken, die de familie deed op gebied van drukkerij en boekhandel, vielen wat het gilde betreft onder dit lidmaatschap, nog tot drie jaar na zijn dood toe. De andere broers werden geen gildelid, maar betaalden de contributie of jaarzang op naam van hun overleden broer verder. Het is een duidelijk voorbeeld van de rekkelijkheid van de Amsterdamse gildebepalingen. Mare leidde de Amsterdamse zaak tot 1695 en vertrok toen naar Engeland, waar hij in 1702 stierf.Ga naar eind9 Uit zijn tijd dateert de oprichting van de grote drukkerij in het voormalige Glashuis aan de Keizersgracht, dat in 1684 als zodanig was stilgezet.Ga naar eind10 Jean Henry Huguetan, tweede broer, is de bekendste van de drie en was dat ook in zijn eigen tijd. Hij bleef aanvankelijk in Frankrijk om orde op de zaken te stellen.Ga naar eind11 Met een internationale boekhandel was het niet moeilijk om geld uit Frankrijk te krijgen en de familie Huguetan kwam dan ook in tegenstelling tot andere refugés met een groot kapitaal naar Amsterdam. Hij werd pas in 1690 lid van de Waalse Gemeente en deed voornamelijk zaken op het gebied van geldhandel. Genoemd wordt in de 17de eeuw de financiering van het Engelse leger en in het begin van de 18de eeuw financiering van het Franse leger.Ga naar eind12 Er is in deze periode vrijwel steeds oorlog! Die zaken vallen buiten de boekhandel, waarvoor er tussen de broers een soort familietrust bestaat. Eerst alleen tussen Mare en Jean Henry en sedert 1694 ook daarbij de jongere Pierre. De broers benoemen elkaar tot erfgenamen,Ga naar eind13 hoewel zeer geliëerd met de rest van de familie, hun zusters en moeder, Marguerite Perachon.Ga naar eind14 In 1694 wordt een inventaris opgemaakt, waardoor we goed op de hoogte komen van de boekhandel. In 1702 komt er een nieuw contract, waaraan in 1705 een einde komt. Jean Henry is dan geheel verwikkeld in speculaties, waarbij zich de meest schilderachtige incidenten voordoen, als een mislukte poging tot ontvoering van hem door de Franse politie en later een vlucht uit Utrecht op een hooikar.Ga naar eind15 Jean Henry maakt daarbij vele slachtoffers, maar slaagt erin zelf financieel steeds weer goed hieruit te komen. We danken er een aantal pamfletten aan, met veel interessante gegevens.Ga naar eind16 Jean Henry trouwt in 1701 met een refugésdochter Testas en in 1708 met een Nassau-Odijck.Ga naar eind17 Hij eindigt zeer gezien in Denemarken als graaf Gyldensteen en sterft in 1749. Drie jaar eerder is de kleinzoon van zijn zuster Philibert, Jean Henri van Swinden, toonbeeld van 18de eeuwse geleerdheid en degelijkheid, naar hem vernoemd!Ga naar eind18 De jongste broer, Pierre, heeft sedert 1695 de boekhandel in Amsterdam geleid en doet dat volgens Leti uitstekend ondanks zijn jeugdige | |
[pagina 3]
| |
leeftijd. Hij is de meest Nederlandse van de drie broers en trouwt in 1700 en 1713 in vooraanstaande Amsterdamse koopmansfamilies.Ga naar eind19 Hij blijft tot ± 1731 in Amsterdam, verhuist dan naar Den Haag, waar hij in 1740 sterft.Ga naar eind20 Bij de opheffing van de compagnie tussen de broers op naam van Les Frères Huguetan in 1705 komen de drukkerij en de enorme voorraden aan boeken door geheel Europa, waarvan de getaxeerde waarde enige honderdduizenden bedraagt, eigenlijk geheel aan Jean Henry. Na 1707, wanneer hij in grote moeilijkheden komt, wordt alles min of meer verborgen gehouden, overal verspreid op zolders.Ga naar eind21 Pas in 1716 slagen de crediteuren erin er beslag op te leggen.Ga naar eind22 Maar dank zij de tussenkomst van Pierre Huguetan mislukt dit uiteindelijk. Pas in 1729 en 1730 vinden de veilingen van de boeken en van de drukkerij in Amsterdam plaats en komt er daarmee voor goed een einde aan de boekhandel, die sedert 1705 of 1707 heeft stilgelegen.Ga naar eind23 Naast de drie broers vindt men als belangrijke figuur, George Gallet, de meesterknecht op de drukkerij, die zelf in tegenstelling tot andere grote meesterknechten ook lid van het gilde is.Ga naar eind24 Wij horen van hem van 1690 tot 1704. Dan vertrekt hij blijkens een door de Waalse Gemeente afgegeven attestatie naar Londen. Veel van de boekhandel geschiedt op zijn naam. De afwisseling van het gebruik van de naam Gallet en van Huguetan in de advertenties en op de adressen in boeken heeft uiteraard een reden, maar het is moeilijk die steeds te doorgronden.Ga naar eind25 Er werd op de drukkerij zeker ook voor anderen gedrukt en dan kwam vanzelfsprekend noch de naam Gallet, noch die van Huguetan op de uitgaaf voor. Meestal hadden de broers Huguetan in zo'n geval een financieel aandeel in zo'n uitgaaf. Voorbeelden van drukken, die zuiver in opdracht voor anderen vervaardigd werden, vond ik in tegenstelling tot dergelijke drukken van de andere grote drukkerijen hier niet. De andere grote drukkerijen waren toen, tot 1695, die van de familie Blaeu op de Bloemgracht en die van de weduwe Schippers op de Nieuwe Herengracht, van waar de befaamde Engelse bijbels kwamen.Ga naar eind26 Naar ik aanneem uit berichten van tijdgenoten, was de drukkerij van Huguetan op het hoogtepunt met 12 persen en 6 plaatdrukpersen en een omvang van het werkvolk van 50 à 60 mensen de grootste van de drie.Ga naar eind27 Het is ondoenlijk om in te gaan op alle uitgaven van het zeer gevarieerde fonds. Drie speciale soorten zijn echter wel te onderscheiden. Allereerst zijn dat de rooms-katholieke kerkboeken, die de familie al van ouds in Lyon drukte. Dit werd in Amsterdam voortgezet, o.a. op de naam van Moretus in Antwerpen. We weten van deze uitgaven uiteraard verreweg het minste. We hebben alleen berichten over het zeer georganiseerd binnensmokkelen via Luxemburg in Frankrijk. Ook kunnen we ons uit de inventaris bij de overname in 1694 een redelijk beeld vormen van de opdrachtgevers.Ga naar eind28 De enige druk, die stellig van hun persen | |
[pagina 4]
| |
kwam en waarvan wat meer bekend is, is de Sainte Bible, het Oude en Nieuwe Testament in de vertaling van Le Maistre de Saci, de zogenaamde Bible de Mons. Deze verscheen de eerste maal in 1667 als uitgaaf van Elsevier met het adres Mons en werd daarom sedertdien meestal zo aangeduid. De broers Huguetan hadden in 1700 tevergeefs getracht van de Staten van Holland privilege voor deze gezochte uitgaaf te krijgen.Ga naar eind29 Over een druk van 1703, een onderneming van hen, van de boekverkoper De Lorme te Amsterdam en van de rijke bibliofiel van der Marck, zijn we vrij goed ingelicht. De bezitter van het privilege in Frankrijk, Guillaume Desprez, kocht uiteindelijk het grootste gedeelte van de exemplaren in 1707 op tegen betaling in termijnen en liet toen een nieuwe titelpagina met zijn adres en het jaar 1707 drukken.Ga naar eind30 Het past in de lijn van dit soort nadrukken - deze zal in 1703 nog onder George Gallet als meesterknecht of directeur van de drukkerij tot stand zijn gekomen -, dat de laatste maal dat we van Gallet horen, in 1723/24 in Londen, hij samen met Gijsbert Dommer, de mede-eigenaar van de grote drukkerij van Schippers, betrokken blijkt te zijn bij een zeer verboden illegale herdruk van het beruchte werk van Servet, Christianismi restitutio! Als tweede iets minder verborgen soort van uitgaven, noem ik de kaarten.Ga naar eind31 In samenwerking met de bekende boekverkoper Pieter Mortier zijn de broers Huguetan hierbij al in 1690 betrokken. Op hun drukkerij worden de dan beroemde Franse kaarten - de Nederlandse cartografie heeft dan niet meer zoals voorheen de leiding - van Sanson, uitgegeven door Jaillot, vervaardigd. Ze lijken bedriegelijk veel op de Parijse drukken en dragen ook een Parijs adres, wat bij invoer in Spanje in 1693 en in Zwitserland in 1694 moeilijkheden geeft, zodat op verzoek van de broers Huguetan verklaringen over de Amsterdamse origine worden opgesteld.Ga naar eind32 Er komt een breuk tussen de broers Huguetan en Mortier en in 1692 nemen beiden de helft tot zich, maar de wat moeizame samenwerking blijft bestaan. Er blijkt in 1706 nog een speciale opzichter over de kaarten op de drukkerij te zijn. Mortier gebruikte wel zijn eigen naam, de Huguetans slechts bij uitzondering, b.v. in 1695, de naam van Gallet.Ga naar eind33 Het is een onderdeel van de belangrijke kaarten- en prentenhandel, waarin zoals bekend Mortier en later Covens en Mortier in de 18de eeuw leidende figuren zullen zijn.Ga naar eind34 Een Hollandse tegenspeler, die direct met de uitgever Jaillot in contact stond, Reinier Leers, met een eigen belangrijke prenten- en kaartenhandel, plaatste op een atlas van Jaillot van 1695 zijn naam als verkoopsadres.Ga naar eind35 Hij dankt daaraan een eigen vermelding in het standaardwerk van Koeman! Er waren toen allang moeilijkheden tussen Leers en de broers Huguetan en misschien is dit wel een onderdeel ervan. Die moeilijkheden betroffen het derde soort boeken, waarover ik vandaag wil spreken: de dictionnaires en woordenboeken, waarop beiden zich speciaal toeleg- | |
[pagina 5]
| |
den. Van die periode dateert het begin van de dictionnaires van meer algemene strekking. Een gedrukte deductie van 1693 van de broers Leers, die in 1906 werd verkocht bij Van Stockum als uiterst merkwaardig voor de boekhandel, maar helaas sedertdien spoorloos is verdwenen, houdt zich daarmee bezig.Ga naar eind36 Tot dusverre is de zaak slechts moeizaam uit andere stukken te reconstrueren. Die begint al in 1689. Dan krijgt de Leidenaar Van der Aa in september privilege van de Staten voor een door Le Clerc verbeterde nadruk van de Franse dictionnaire van Moreri en de broers Leers in Rotterdam en Den Haag op 27 oktober voor de dictionnaire van Furetière. Die was al in 1688 gestorven, na ruzie gemaakt te hebben met de Franse Academie over de bewerking van een dictionnaire, die deze zou uitgeven. Furetière had het recht van zijn uitgaaf aan de broers Leers toevertrouwd. Die deden een aanval op Van der Aa vanwege zijn nadruk en privilege daarvoor, omdat ze al contracten hadden gesloten met de Franse uitgevers van de Moreri over ruilen van exemplaren tegen hun Furetière. Van der Aa kwam met een gedrukte verdediging, ongetwijfeld bestemd voor de rechtsprekende instanties. Slechts één exemplaar bleef bewaard in het gilde-archief van Leiden; het bevat zeer belangrijke gegevens over de boekhandel.Ga naar eind37 Van der Aa c.s. - ook boekverkopers uit andere steden deden mee aan de Moreri - kwamen als overwinnaars uit de strijd te voorschijn. De Furetière van de broers Leers zag het licht in 1690, de Moreri van Van der Aa c.s. in 1691.Ga naar eind38 Het is heel goed mogelijk, dat de Moreri gedrukt werd op de drukkerij van de broers Huguetan. Tot de officiële deelnemers hoorde o.a. de bovengenoemde Mortier, hun relatie. Zeker is het in ieder geval, dat de broers Huguetan in 1694 voor 1/6 geïnteresseerd waren in de Moreri, waarvan in dit jaar een tweede uitgaaf het licht zag.Ga naar eind39 De broers Huguetan zijn dan geheel op zich zelf bezig met een nadruk van de Franse dictionnaire de l'Academie, die na een lijdensweg van 1677 af in 1694 eindelijk geheel werd voltooid bij Coignard te Parijs. Begrijpelijkerwijze vroegen ze ervoor privilege bij de Staten van Holland. Ze konden een aanval van Leers van wege zijn Furetière met vrij grote zekerheid verwachten. Het privilege voor de nadruk kwam op 13 februari 1693 al af.Ga naar eind40 De broers Leers vroegen, toen ze dat hoorden, cassatie en intrekking daarvan aan. Dat blijkt uit een rekwest van juli 1693 van Mare Huguetan aan de regering van Amsterdam.Ga naar eind41 Hij voert daarin aan, dat 50 à 60 mensen hun brood in zijn drukkerij verdienen en nog velen erbuiten met binden en papier etc. - werkgelegenheid maakte toen al indruk! - en vraagt brieven van voorspraak, omdat hij opgeroepen is om te verschijnen voor een commissie uit de Staten in deze kwestie.Ga naar eind41 Op 15 juli worden die brieven gegeven aan de gedepu- | |
[pagina 6]
| |
teerden ter dagvaart. Het privilege bleef gehandhaafd. Uit die tijd dateert stellig ook de helaas verdwenen deductie. Er verscheen nog in 1694 een tweede deel van de dictionnaire in Parijs, Le Grand Dictionnaire des arts et des sciences van Thomas Corneille, ook bij Coignard.Ga naar eind42 Voor de nadruk daarvan werden door de Staten vlak achter elkaar twee privileges gegeven, in mei 1694 aan Beman in Delft, vroeger winkelknecht van Arnout Leers in Den Haag en in juli 1694 aan de boekverkopers Boom en Van Bulderen in Amsterdam en Den Haag. In beide gevallen waren het stromannen.Ga naar eind43 Op 17 december 1694 komt notaris Van Achthoven bij Marc Huguetan aanzegging doen namens de broers Leers, dat zij op 11 december het privilege van Beman hebben overgenomen. Huguetan is er begrijpelijk kalm onder. Hij is kennelijk in het bezit van het privilege van Boom en Van Bulderen en het werk komt in 1695 en 1696 van zijn persen. Het privilege wordt vermeld, maar niet afgedrukt; hier heeft blijkbaar niet eens een overdracht plaats gehad. Het privilege voor Beman heeft alleen gediend of had alleen moeten dienen om Huguetan zijn nadruk te beletten, want Leers zelf had zeker geen tijd om de dictionnaire van Corneille na te drukken.Ga naar eind44 Hij zat toen volop in het werk door de dictionnaire van Bayle, de zogenaamde Moreribewerking. Gezien het voorgaande moest hij wel privilege hebben, maar de verkrijging vlotte niet door de tegenwerking van Amsterdam.Ga naar eind45 Bayle schrijft erover in zijn inleiding en ook nog veel uitvoeriger in een brief van 13 oktober 1696, gericht aan de broers Huguetan.Ga naar eind46 Merkwaardig is, dat juist op diezelfde 13de oktober het privilege van de Staten voor Leers afkwam op voorwaarde, dat de naam van de auteur op de titelpagina zou worden vermeld. Of de strijd tussen de broers Leers en de broers Huguetan nog lang doorging, is nog niet bekend. Zeker is dat Van der Aa zich vrij kort daarna op zijn beurt geheel alleen tegen het Amsterdamse ‘Magnificat’ gaat verzetten.Ga naar eind47 Deze 17de eeuwse strijd over de dictionnaires is een nationale inleiding op de uitgaaf van de grote dictionnaires, die in de 18de eeuw steeds meer van compagnieën met deelnemers in verschillende plaatsen uitgingenGa naar eind48 om tenslotte te eindigen in internationale ondernemingen, waaraan we het interessante werk van Darnton over Diderot's dictionnaire te danken hebben.Ga naar eind49 Na deze drie onderwerpen nog iets over de boekhandel van de broers Huguetan. In 1699, wanneer Leti erover spreekt, staat die op zijn hoogtepunt. In dat jaar kopen de broers Huguetan voor f 24000, -, te betalen in 16 halfjaarlijkse termijnen, maar al afbetaald in 1703, op de veiling van Hendrik Wetstein in Amsterdam en zijn daarmee, voor zover we weten, de grootste kopers.Ga naar eind50 Een goed overzicht van hun zaken ontlenen we aan de inventaris van 1694. Leti overdreef zeker niet, toen hij | |
[pagina 7]
| |
over de enorme voorraden door geheel Europa sprak. Alleen de voorraden in de Levant, die hij ook noemt, vindt men daar niet bevestigd. Enkele gegevens volgen hier. Allereerst de opgaaf van debiteuren, verdeeld in voor ons wat merkwaardige afdelingen: Nederland, Frankrijk, Spanje en Zuidelijke Nederlanden 37801.14.-, Italië 34879.9.-, Portugal 16280.3.-, Duitsland (met Zwitserland) 14344.11.-, Engeland f 9.477.16.- en dan de eigen voorraden: Frankrijk valt uiteraard weg en de grootste vestigingen vindt men in Livorno, Frankfurt-Leipzig, Lissabon en Londen. Deze laatste vier worden bij een likwidatie in 1718 ook nog genoemd.Ga naar eind51 Wat Livorno betreft - de grootste - is het mogelijk dat de Levant hier toch ook nog onder valt. Wat Lissabon aangaat bestaat de mogelijkheid van bevoorrading van een ander werelddeel.Ga naar eind52 Veel belangrijker uit Nederlands oogpunt zijn de vestigingen in Frankfurt en Leipzig. Frankfurt is in 1694 nog veel rijker bevoorraad, maar Leipzig is zeer in opkomst. De broers Huguetan zijn daar als eersten met een eigen vestiging gekomen, wat op groot verzet gestuit heeft. De voortreffelijke Duitse 19de eeuwse publikaties geven daaromtrent bijzonderheden.Ga naar eind53 Het is alweer Pieter Mortier, die hun voorbeeld volgt. Zoals bekend overvleugelt Leipzig al gauw Frankfurt geheel. Als tastbaar feit zijn er nog de publikaties van Georgi van 1742 etc., die ons tonen dat de Huguetan-nadrukken (Latijn en Frans) een zeer belangrijke plaats in Leipzig innamen.Ga naar eind54 Het uiteindelijk mislukte initiatief van Leipzig om in 1709 op zijn beurt vaste voet in Holland te krijgen door overname van het fonds Leers door Fritsch en Bohm was een antwoord daarop.Ga naar eind55 Wat Engeland betreft, waren de Huguetans in de gunstige situatie, dat zijzelf en de echtgenoten van hun zusters daar gedeeltelijk waren gevestigd. Officieel waarnemer van de boekhandel is daar Delgas. Ook hier gaan ze de andere Amsterdammers voor. De Mortiers zijn er ook vertegenwoordigd in de persoon van David, de broer van Pieter.Ga naar eind56 Tenslotte Genève, dat niet onder de bovengenoemde steden met grote eigen voorraden van de broers in 1694 of 1718 valt. Na de herroeping van het edict van Nantes was het de springplank voor de broers Huguetan. Genève-Lyon was van ouds een combinatie, concurrents et partenaires zoals Martin zo verhelderend zegt.Ga naar eind57 De familie Huguetan had er vele relaties en familieleden en telkens vindt men die ook in Amsterdam. Uit die relaties is zeer indirect zelfs de komst van de beroemde Rey in 1744 naar Amsterdam te verklaren.Ga naar eind58 Speciaal van belang is een neef van moeders zijde Philibert Perachon, die van 1690-1694 in Amsterdam werkte, toen de bekende firma Cramer & Perachon te Genève oprichtte en in Amsterdam trouwde.Ga naar eind59 Zijn oom en vertrouwensman Mr. Pierre Crottier Desmarest - sedert 1690 met zijn gezin in Amsterdam - was het enige verder verwijderde familielid, dat een aandeel in | |
[pagina 8]
| |
de zaken van de Frères Huguetan had.Ga naar eind60 Uiteraard komt Philibert Perachon op de inventaris van 1694 voor, maar hij had eigen vertegenwoordigers in Amsterdam, eerst Jean Mourillard, later zijn zwagers Japin. Mourillard gaat in 1696 failliet en dan blijkt, dat Cramer & Perachon ook nauwe banden heeft met Leers, zeker al sedert 1694. Die heeft niet alleen 50 dictionnaires van Bayle naar Genève geleverd, maar ook op eigen risico koopwaren als thee en chocola in commissie gegeven. Er is een proces over gekomen en uiteindelijk zijn er arbiters benoemd, wier uitspraak o.a. inhoudt, dat de 18% uitkering van het accoord van Mourillard naar Leers zal gaan. Er worden daarbij ook f 200,- verrekend als betaling aan Leers voor het waarnemen van de zaken van Cramer & Perachon gedurende een half jaar.Ga naar eind61 Hieruit blijkt onder meer, dat men in de boekhandel niet kon werken met één vaste vertegenwoordiger. Het was noodzakelijk overal zijn eigen relaties te hebben, ditmaal voor Cramer & Perachon de grote tegenstander van Perachon's eigen neven. Cramer & Perachon moesten op billijke manier in het bezit van voldoende exemplaren van de dictionnaire komen; Leers daar tegenover wilde de speciaal zo gevreesde nadruk van Genève voorkomen. Hij slaagde daarin, want die kwam pas in 1715 en 1724. Het was duidelijk weer niet alleen de kunst van het uitgeven, maar ook die van het verkopen van de boeken. Het belang van de werkzaamheden van de broers Huguetan gedurende de jaren 1686-1705 in Amsterdam kan niet genoeg worden onderstreept. Een ervaren kenner van de geschiedenis van Genève, Geisendorf, trok die in 1978 - bij de herdenking van 400 jaar drukkunst in Genève - in twijfel.Ga naar eind62 Ik zou het tegendeel willen zeggen. Zij zijn voor de internationale boekhandel de belangrijkste van alle refugiés in ons land geweest.
I.H. van Eeghen | |
[pagina 19]
| |
Summary
|
|