Nieuwe uitgaven
Betje Wolff & Aagje Deken.
Uitgave van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage. Amsterdam, De Bezige Bij, 1979. Schrijvers prentenboek nr. 21.
Onder auspiciën van het Nederlands Letterkundig Museum maakten P.J. Buijnsters, Hella Haasse en Daisy Wolthers een aantrekkelijk Schrijvers prentenboek over Betje Wolff (1738-1804) en Aagje Deken (1741-1804). Buijnsters leverde de bio-bibliografische informatie en had de supervisie over het gehele werk, Hella Haasse koos de citaten en Daisy Wolthers verzorgde de afbeeldingen.
Dat het Letterkundig Museum daarmee buiten haar (prenten) boekje gegaan is - auteurs geboren vóór 1750 behoren niet tot het normale werkterrein - zij haar graag vergeven. Het is een voortreffelijk initiatief om ook onze oudere literatoren d.m.v. een verantwoord kijk-leesboek onder de aandacht van een breder publiek te brengen: ‘ter navolging’ dus! Binnen niet al te lange tijd staan ons een Hooftherdenking (1581-1981) en een Bilderdijk-herdenking (1831-1981) te wachten en ik twijfel er niet aan of een schrijversprentenboek zou ook aan deze herdenkingen een waardevolle bijdrage kunnen leveren.
Voor de Wolff-Deken-minnaars zijn het gouden tijden, want behalve dit prentenboek is er de laatste tijd nogal wat verschenen: de Wolff-Deken-bibliografie (door P.J. Buijnsters, 1979); twee nieuwe edities van de Sara Burgerhart (één voor een breed publiek door Hannemiek Postma-Stamperius, en één voor wetenschappelijk publiek door P.J. Buijnsters, 1980); een herdruk van een bloemlezing uit de Willem Leevend: Lotje Roulin (door J.C. Brandt Corstius, 1977); en een boekje over het Betje Wolff Museum in de Beemster: Bezoek bij Betje (door W.A. Braasem, 1980). Een studie over de Willem Leevend en een bloemlezing uit de Cornelia Wildschut zijn in voorbereiding (W. Breekveld), evenals een uitgave van de volledige correspondentie (P.J. Buijnsters).
Het Wolff-Deken-prentenboek bevat veel nieuw materiaal, dat grotendeels ook geëxposeerd was op de Wolff-Deken-tentoonstelling die van februari t/m mei 1980 in het Letterkundig Museum gehouden werd. De opmerking van de inleider, P.J. Buijnsters, dat er ‘weinig materiaal’ van Betje en Aagje overgeleverd is (p. 4), kan in absolute zin waar zijn, in vergelijking met wat van vele andere 18e-eeuwse schrijvers terug is te vinden, is het rijkelijk veel. Er is m.i. dan ook een bijzonder geslaagde documentatie bij elkaar gebracht: portretten van Betje en Aagje, van familie, vrienden en tijdgenoten; afbeeldingen van titelpagina's en illustraties uit literaire werken; afbeeldingen van handschriftfragmenten en brieven; afbeeldingen van woningen en woonplaatsen, van historische voorvallen, etc.
De Inleiding door Buijnsters geeft in beknopt bestek een goed beeld van de plaats die de beide schrijfsters in onze literatuur/cultuur innemen. Het mijns inziens iets te zware accent op de Hollandse-huiskamer-kunst heeft hij in zijn openingsrede van de Wolff-Deken-tentoonstelling gerelativeerd.
Het prentenboek heeft de volgende indeling:
1. | Geboorte en doop van Betje en Aagje (p. 2-3). |
2. | Inleiding (p. 4-5). |
3. | De jeugd van Betje tot haar huwelijk (p. 6-11). |
4. | Het leven van Aagje tot haar ontmoeting met Betje (p. 12-17). |
5. | Het leven van Betje tot haar ontmoeting met Aagje (p. 18-33). |
6. | Het leven van Betje en Aagje sinds 1777 (p. 34-69). |