Picareske roman in de 18e eeuw
Dr. H. van Gorp, hoogleraar in de algemene en vergelijkende literatuurwetenschap aan de K.U. Leuven, heeft eerder al de aandacht getrokken door genologische beschouwingen over de picareske roman (o.a. in Raam 104, 1974). Van zijn hand verscheen nu in de reeks Nieuwe literaire Verkenningen onder redactie van Martien J.G. de Jong een Inleiding tot de picareske verhaalkunst (Groningen, Wolters-Noordhoff, 1978. 204 pp., paperback; prijs f 29,50). De schr. behandelt hier zowat de hele europese produktie op dit gebied, van Lazarillo de Tormes (met voorlopers uit de klassieke oudheid) tot Ik, Jan Cremer toe! Als men nu nog weet, dat Van Gorp een combinatie nastreefde van literair-historische en verhaal-theoretische beschrijving, dan zal iedere insider begrijpen hoe moeilijk zijn taak was. Een simpele boekaankondiging mag niet het karakter aannemen van een recensie. Toch plaatsen wij graag enkele kanttekeningen bij deze uitgave.
Van Gorp voert zijn lezers in duizelingwekkende vaart door de hele wereldliteratuur. Daarbij verrast hij soms door rake notities, maar van een uitgediepte analyse of historische plaatsbepaling van afzonderlijke teksten kan natuurlijk nauwelijks sprake zijn.
Extra jammer is het dat schr. de Nederlandse schelmenroman uit de 17e en 18e eeuw, op Heinsius' Vermakelyken Avanturier na, vrijwel negeert. Een reden voor deze veronachtzaming wordt niet genoemd. Was het bij gebrek aan goede voorstudies, of omdat Van Gorp geen hoge dunk heeft (cf. p. 58) van de Nederlandse picareske roman? Maar alleen al een fascinerend boek als De ongelukkige levensbeschryving van een Amsterdammer uit 1775 (Buisman 1420; Van Gorp noemt het werk niet eens!) zou een nieuwe literaire verkenning rechtvaardigen.
Thans klampt schr. zich, voor wat de teksten van eigen bodem aangaat, te veel vast aan de verouderde studies van Jan ten Brink en J. Vlès. Dat betreur ik als een gemiste kans.
Tenslotte, indien Van Gorp's Inleiding herdrukt wordt, zou tenminste één lezer wensen, dat het boekje verlucht werd in de trant van Porteman's monografie over de emblematiek (zelfde serie). Het moet niet moeilijk zijn om uit