Notities bij een nieuw werk over Madame de Charrière
Enkele maanden geleden verscheen in Lausanne Madame de Charrière - Essai d'un itinéraire spirituel door Rolf Winiker (Editions L'Age d'Homme, Lausanne, 1971). In dit goed gedocumenteerde en interessante werk wordt op pag. 16 een brief van 7 september vermeld over de dood van de oudste zoon van de familie van Tuyll, Reinout Gerard, als afkomstig van Belle van Zuylen.
De schrijver beschouwt deze ongepubliceerde brief waarvan de geadresseerde onbekend zou zijn, als oudst bekend autenthiek en gedateerd document van Belle van Zuylen. De tekst ervan wordt afgedrukt als appendix op pag. 227.
Deze brief, die interessante gegevens bevat over de omstandigheden waarin Reinout Gerard omkwam en waarover tot nu toe niets bekend was, is echter niet van Belle, maar van haar broer Ditie, die toen 15 jaar oud was. Het zou misschien niet de moeite waard zijn van deze vergissing gewag te maken, als R. Winiker niet een paragraaf ervan betrok in zijn betoog op pag. 211-213 van zijn boek, waar hij deze uitlating ‘uit haar jonge jaren’ in verband brengt met een ‘Fragment de sermon’ van één pagina (wèl in haar handschrift) dat zich in de nagelaten papieren van Madame de Charrière in de Bibliotheek van Neuchâtel bevindt, en waarvan Winiker vermoedt dat het tegen het einde van haar leven is geschreven.
Voor meer duidelijkheid laat ik hier een fotocopie volgen van de brief van Ditie aan de familie Boreel, met wiens zoon Willem hij bevriend was. Dit stuk bevindt zich in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag, inv. nr. 156, Coll. Boreel.
De brief die Winiker publiceert en die hij van Nederlandse zijde ontving was een copie in handschrift en eindigt bij de zin: ‘Voilà mes ches Messieurs, le détail de ce terrible accident’. In de originele brief, die uitvoeriger is, wordt nog de juiste datum - 13 augustus - van het ongeval gegeven, terwijl de heer Winiker begin september veronderstelt. De brief is niet ondertekend.
Ik bezat eveneens het fragment dat Winiker publiceert en ik heb nog geaarzeld het op te nemen in mijn keuze uit de brieven, verschenen onder de titel Rebels en Beminnelijk (Arbeiderspers, Amsterdam, 1971), omdat het nieuw materiaal