‘Thalie et Terpsichore, ou: la Muse amuse’
Negen muzikanten met hun instrumenten, gevormd in wit stucco, verwijlen hoog in de lantaarn en blikken over een balustrade naar beneden in het ook verder geheel door blank stucwerk versierde en in een feëriek licht badende trappenhuis van het ‘franse’ woonpaleis Herengracht 475 te Amsterdam, dat de beeldhouwer Jan van Logteren van buiten en binnen decoreerde tussen 1735 en '38. De bijzondere bekroning van het inwendige drukte de wens en de smaak uit van de opdrachtgeefster, Petronella van Lennep - de Neufville. Ook in veel andere huizen uit die tijd treft men emblemen van de muziek aan, veel meer zelfs dan de grote zeventiende eeuw had aangebracht.
Men mag hierin een afspiegeling zien van de voorname plaats die de muziek in het leven van de achttiende eeuw innam - niet echter een waardebepaling. Veel werd er gemusiceerd, groot was het getal uitstekende, goede dilletanti-muziekbeoefenaars en beroepsmuziekmeesters.
Het franse element speelde ook daarin zijn vooraanstaande rol. Reeds hier moge gewezen worden op de muziekuitgeverij van Estienne Roger en zijn schoonzoon Michel Le Cène in Amsterdam, in die tijd de belangrijkste wellicht van Europa, die muziek uitbracht van de grootste componisten vooral uit Italië en Frankrijk.
Vele Fransen gaven de voorkeur aan een uitgave van hun composities in Amsterdam, niet in de laatste plaats vanwege de belangstelling die in de Lage landen daarvoor bestond In verhouding tot de buitenlandse verscheen een bescheiden aantal Nederlandse werken. En dit feit vormt reeds een eerste aanwijzing dat ook onze dunk van de algemene stand onzer muziek in de achttiende eeuw bescheiden moet zijn. Het aantal goede Nederlandse componisten is in het begin der eeuw niet onaanzienlijk - een omstandigheid, die men als een uitlopende fase van de zeventiende eeuw moet beschouwen -, en neemt daarna schrikbarend af. Enkele der besten, zoals Willem de Fesch en Pieter Hellendaal, trekken weg, i.c. naar Engeland, waar het genie van Händel schittert. Dit beeld van een kleine, later afnemende, groep goede en zeer goede meesters temidden van een toenemende meerderheid van middelmatigen en uiterst middelmatigen, gaat opvallend gelijk op met dat van het beeldende-kunstengebied. Over een der belangrijke musici komen we straks te spreken.