muziek, zo suggereert de roman van Thomése, schuilt in haar vermogen het oeroude verlangen te bevredigen het eindeloos herhaalde als voor het eerst te beleven.
De spanning tussen heden en verleden staat ook centraal in het kritische essay van Katherina Lindekens over de hedendaagse opvoeringspraktijk van het Britse vroegmoderne muziektheater. Lindekens kijkt alvast reikhalzend uit naar producties waarin het unieke samenspel van woord en muziek in dit repertoire ten volle tot zijn recht komt.
Lucas Hüsgen, in wiens prozadebuut Zeehond in wormgat (1992) al de verwijzingen naar Charles Ives en Arnold Schönberg opvielen, neemt de lezer mee in zijn muzikale ontwikkeling en relativeert tegelijk het belang van muzikale bronnen voor zijn proza. Hoewel dat muzikale parcours grillig en grensoverschrijdend was, meent Hüsgen de grondtoon van zijn muzikale herinneringen te kunnen aanwijzen: het Eurovisielied ‘L'amour s'en va’ van Françoise Hardy. Hüsgen komt niet alleen: hij vertaalt voor deze aflevering een prikkelende tekst van de jonge Oostenrijkse auteur Thomas Stangl. Met zijn Nederlandse vertaler, zo blijkt, deelt Stangl een bijzondere belangstelling voor punk en noise, en voor de anarchistische geest en het subversieve streven die deze muziekgenres uitdrukken.
Dat het verlangen naar een ander heden zich niet louter in gitaargeweld uitdrukt, blijkt uit de bijdrage van Samuel Vriezen, die hier in de eerste plaats als componist spreekt. In ‘Hedens’ verklaart hij zijn keuze voor een motto van J.G. Ballard bij zijn compositie Toccata III: in een tijd van strakgetrokken ideologieën kunnen muziek en literatuur ‘een andere beleving van het heden’ mogelijk maken, ‘een heden dat uitnodigt tot anders handelen’.
Een soortgelijke politieke dimensie heeft de elektronische dansmuziek in de romans van Jeroen van Rooij, die Hans Demeyer in verband brengt met de poëtica van popmuzikant John Maus. Deze laatste geeft de clichématige taal van de popmuziek een utopische kracht, vanuit het geloof dat muziek ‘de plaats is waar we de bestaande condities kunnen verstoren en waar iets nieuws, een “waarheid”, kan ontstaan’. In een multimediale samenwerking verkennen Jeroen van Rooij en Marieke Wesselink vervolgens het repetitieve karakter van pop en techno in een reeks beeldgedichten.
Ten slotte brengt deze focus op literatuur en muziek het DW B-debuut van Ay Mey Lie. Hetzelfde verlangen naar bevrijding en muzikale gemeenschap dat vele bijdragen in dit nummer typeert, weerklinkt op een heel eigen toon in het sprankelende verhaal ‘Op zoek naar het ongemak’. Een wandeling in Tokio leidt via een Japanse persing van het debuut van saxofonist Albert Ayler naar de podia waarop het kruim van de hedendaagse improvisatiemuziek verzamelt. Een ontdekking.
Verlangen, kortom, is what's behind.