Ik denk dat Bril zo'n gedicht niet had kunnen schrijven als hij niet lange perioden op zijn Franse landgoed had verbleven, een landgoed met bomen, waar op zijn tijd flink de motorzaag in moet. Zo ook hebben Brils wandelingen door Amsterdam, Amerika en Nederland - voortgedreven als een ware Ahasverus - bijgedragen aan de verbreding van het scala onderwerpen, dat we in Verzameld werk de revue zien passeren. Als men dat een ontwikkeling wil noemen, is het dat ook. Ik zie er vooral een evolutie richting proza in. En vind een mens, een man, die ondanks alle sprongen, zijn periode als drenkeling, alsook zijn wonderbare opstanding uit de wateren des levens, zichzelf en gewoon is geworden. Prozaïsch. Bril vat het trouwens zelf beter samen dan ik, al gebruikte hij woorden van Charles Bukowski. Het motto van zijn Verzameld werk:
It's so easy to be a poet
Het valt niet mee, inderdaad. Het blijft tobben. We lezen het in Brils proza, het is niet anders in zijn poëzie. Het weer dat tegenvalt, je zit thuis en hebt de pest in, de liefde is eenzaam zwoegen, je denkt aan het in en in treurige stadsplein in de regen, en aan het geluk dat straks óók alweer voorbij zal zijn.
Ik noemde Bril met zijn ‘100.000 kutten’ een antifilosofisch dichter. In die zin is zijn gedicht ‘Denken’ programmatisch:
De dichter Bril is iemand die zo weinig mogelijk nadenkt, hij is een prozadichter die slechts waarneemt. Met als slotsom:
Wat voor consequenties heeft dat voor het leven en de kunst?