Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 157(2012)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Over bronvermelding Koen Peeters Nee, er bestaat géén goddelijke, marmergrijze schrijver boven ons waarvan wij-de-schrijvertjes slechts een schaduw mogen spelen. Er is geen Schrijver, er is Niemand daar en nooit kijkt Die in een spiegel ons aan. Zijn beeld is duizend keer meer gebroken, diffuser, bleker dan dat. Ook veel rommeliger. Het gebeurt eerder zo: wij scheren rakelings langs anderen die ons hun verhaal vertellen. En het vuile werk doen wij-de-schrijvers, maar de anderen dwingen ons te noteren. Het is niet duidelijk of wij die mensen zoeken, of trekken zij ons aan? Ik denk het laatste: misschien is het het verhaal zelf dat zich opdringt. Het Verhaal. En het enige wat wij doen is noteren. Nee, er is geen Grote Marmergrijze schrijver want dat zou te mooi zijn: zoals alles bij Nabokov. Maar net als de wereldschrijver-en-beroemde-banneling roer ik in de feiten en verhalen, en terwijl ik me ermee inzeep, ontstaat een roman. (Het is een vak als een ander.) Deze gelei van gesprekken, verhalen: enkele beweeglijke kristallen blijven daarvan over, het knippert alsof het knipoogt. [pagina 46] [p. 46] En vooral wonderlijk vind ik het als verhalen vermomd zijn als persoonlijke levens. Laat ik maar meteen namen noemen van mensen die ik sprak: Marc H., Danielle D., Jeannette M., Providence K., Claudia A., Antoine N., Gaspard M., Gaudance N. Hun verhalen zogen me op, en als ze foute, gruwelijke dingen vertelden, gaf ik hen gelijk ik discussieerde niet noch corrigeerde ik vulde gewoon de stilte met geduldig schrijven. Een gummi speelballetje in hun handen. Ze dankten me voor de interesse, en ik dacht nog: Zie mij hier schrijven. Ik kwam steeds dichter. Daarna vertelden mensen me hun geheimen. Ze vertelden me die indien ik die niet verder vertelde, maar controleerden zij mijn betrouwbaarheid, moest het geheim uit zichzelf gedeeld om te overleven, was het gewoon omdat ik er indiscreet naar vroeg, of omdat het ogenblik onbewaakt was? Ik-de-schrijver viel plots stil, wilde niemand kwetsen door het geheim te onthullen. want iedereen is kwetsbaar, zeker gekwetsten en ik kon of mocht niets meer noteren als ik bij hen was. De vraag is alleen: van wie is nu het gezegde in mijn schrift? Hoe maak je van de mensen personages en is dit stelen, mogen we stelen en hoe en kunnen we namen veranderen, de originele namenlijst deponeren op een geheime plek of in voorwoord of nawoord mensen diffuus maar hartelijk bedanken of de namen behouden en de woorden aan een ander toeschrijven correcties aanbrengen, mensen tegen zichzelf beschermen en woorden weglaten en mensen weglaten en zeggen dat elke gelijkenis met werkelijke personen toevallig is wegens disclaimer of juist de namen behouden, en de tekst voorleggen ter goedkeuring en aanpassen indien nodig of toch de namen schrappen, en spreken over een groep, bijvoorbeeld ‘sommigen’. Vorige Volgende