Ik sprak lovende woorden. Ze kreeg een hapje cake, een halfuur dvd.
Beloning binnen, begonnen de problemen. Tijdens het diner zat ze niet recht. Op de berisping antwoordde ze niet.
こうずぃでぜんむらゕ゛めした。
The whole village wiped out by the flood.
しつもんのこうずぃ、 ゕいば、 むずゕしぃげんてんをときほぐしてぃる。
Loose a horse in the sea, the flood of questions.
Hippocampus, brain flowers.
‘Zeg dat het je spijt. Zeg Het spijt me, lieve vader.’
Het speet haar.
‘Nee, Het spijt me, lieve vader.’
Ze antwoordde niet. Ze keek me aan met fonkelende oogjes, een glimlach op openbreken. Het was toch een grapje?
The shipwreck of truths, bodily beauty's idle talk.
いわをあらっている。 ‘Met je neus tegen de muur.’
Geen grapje.
Ik beet op mijn wang.
Grenzen.
はぐれたはむれっと。
Soms moest een lijn getrokken, hard. Het leven een leerschool.
‘Nu meteen!’ - なのはな。 Ze stapte langzaam naar de muur.
‘Handen op je rug. Rug recht. Neus helemaal tegen de muur.’
Het duurde te lang. ‘Dat wordt een kneep in je oren.
Doe je handen van je oren.’
‘Doe je handen van je oren, of het worden twee knepen.’ The horse. - ‘Kijk, nu heb je me kwaad gemaakt.’
ゕなしいのとのわ、
‘Stop met janken.’
‘Stop met janken.’ しんり、 rape blossoms -
そんざい: nothingness.