onderdrukking en ballingschap, en deze sporen maken de geselecteerde prozastukken fascinerend.
De naam van Andrej Platonov (1899-1951) op de cover was voor mij voldoende reden om het tijdschrift ter hand te nemen, en zijn verhaal ‘De lerares van het zand’ stelt allerminst teleur. Een jonge vrouw, opgegroeid ‘in een tijdperk waarin het socialisme zich al had gevestigd’, wijdt haar leven aan het onderwijs in de ‘zandkunde’: in een dorp aan de rand van de woestijn leert ze de inwoners strijden tegen het oprukkende zand. Ondertussen draagt ze bij aan de sedentarisering van nomadenstammen. De ironie in dit verhaal is superieur: hoewel het idealisme van de jonge protagoniste niet ter discussie staat, wordt het dwangmatige optimisme van de sovjetbureaucratie subtiel blootgelegd. ‘Maar de woestijn is de wereld van de toekomst’, krijgt de lerares van de personeelschef te horen.
De ‘Herinneringen’ van Nadezjda Teffi (1872-1952) spelen zich af tijdens de burgeroorlog die volgde op de Oktoberrevolutie van 1917. In de hier vertaalde fragmenten beschrijft Teffi, een populaire aristocratische schrijfster, haar vlucht, via Kiev en Odessa, uit het revolutionaire Rusland. De positie van de schrijfster is interessant: hoewel ze permanent vreest gearresteerd te worden, treedt ze onderweg op voor een volle zaal enthousiaste ‘rode soldaten’. Gewapende commissarissen wekken de indruk ‘alsof ze snel even de veroveringen van de revolutie hadden verdedigd en daarna opnieuw deel konden hebben aan de verworvenheden der kunst’. Het cynisme over ‘de verlichte bevolking’ is groot, maar even treffend is de geborneerdheid van een ‘edelman en landheer’ die koppig weigert om het schip te helpen laden waarop hij het land hoopt te ontvluchten. ‘Om de reden dat ik [...] mijn leven lang niet heb gewerkt, niet werk en niet zal werken. Nooit!’
Het pas onlangs ontdekte verhaal van Vladimir Nabokov (1899-1977) is gesitueerd in het milieu van Russische ballingen. De oude Chrenov klaagt: ‘Twee zonen vermoord, Natasja en ik uit ons nest gegooid - en nu mag ik doodgaan in een vreemde stad.’ Centraal staat de ontluikende liefde tussen Chrenovs dochter Natasja en haar overbuurman, baron Wolf. Hun heimwee en melancholie blijkt uit hun neiging tot fabuleren. Natasja beweert ‘vreemde gewaarwordingen’ te hebben, en de baron fantaseert onophoudelijk over verre reizen. Behalve over de geschiedenis gaat het verhaal over de verhouding tussen werkelijkheid en fictie: wie heeft het leven in het buitenland het meest intens ervaren, degene die in een ver land heeft gewerkt of degene die er rijkelijk over heeft gefantaseerd? En net nadat de personages hun fabulaties tegenover elkaar hebben ontmaskerd, krijgt het verhaal toch een mysterieuze wending. Op de afschuwelijke hoesillustratie na is dit een erg mooi nummer, met name voor iedereen die enige belangstelling heeft voor de Russische geschiedenis.