brieven schrijven, bevind ik me nu dagelijks in dezelfde situatie als mensen aan het begin van de twintigste eeuw, die van de ochtend- en avond-postbestelling de romantiek van hun dag verwachtten. Deze blogs zijn als kamers die ik kan betreden en waar ik regelmatig dingen aantref die me genoegen doen. Roz, die slechts tweemaal per week post, heeft haar vaste ‘dagen’, zoals vroeger de dames met hun salons.
Dit kleine plezier leert me iets over mezelf. Ik hoef niet zo afstandelijk te zijn als ik ben. Ik zou contact kunnen leggen, door een bericht achter te laten. Misschien zou dat ook het beleefdste zijn, vermits ik toch gebruikmaak van een soort gastvrijheid. En deze dames verwijzen ook vaak naar hun persoonlijke internetcreatie als een middel om tot een gemeenschapje van gelijkgezinden te behoren, een soort virtuele vriendenkring. Waarom doe ik het dan niet?
3. ‘Alleen in romans voeren mensen gesprekken’, noteerde Virginia Woolf in haar dagboek. Het is opvallend dat zelfs in haar meest klassieke roman, Night and Day (1919), mensen geen verhelderende en dramatisch doeltreffende uitleg aan elkaar geven, maar veeleer tegen elkaar stamelen, naast elkaar verklaringen afleggen, elkaar met woorden aftasten en elkaar verkeerd begrijpen. Ondanks dit alles communiceren ze en boeken ze iets wat je vooruitgang zou kunnen noemen, met als doel een grotere emotionele sereniteit en genegenheid. Het is mijns inziens een waarachtige aanpak, zelfs al is Woolf in dit boek een welwillende godin die de lotsbestemming van haar intelligente personages in goede banen leidt, op een manier die hun intelligentie niet beledigt. Ook die welwillendheid getuigt van haar originaliteit en kracht als romancier. Deze vrouw, die vaak wordt afgeschilderd als een tragisch slachtoffer van een hele catalogus aan ellende, beschouwde vreugde en geluk als de natuurlijke biotoop van de mens. Happiness isn't strange.
Toch fascineerde welsprekendheid haar: samen met haar vrienden liet ze in 1921 een secretaresse achter een scherm notities maken van wat de beste raconteur uit haar kring, Desmond MacCarthy, vertelde tijdens een diner. Hoewel iedereen aan MacCarthy's lippen hing en net zo genoot van zijn verhalen als altijd, bleek die opname achteraf niets dan half afgewerkte zinnen, niet uit de verf komende pointes en amper te volgen anekdotes te bevatten. Het voorval illustreert dat geliefde sprekers vaak helemaal niet zo welsprekend zijn, dat ze wellicht vooral goed kunnen improviseren in interactie met hun gesprekspartners en dat het helpt wanneer je hen ziet, niet alleen maar hoort.
‘F.H. zei dat Oscar het meest uitmuntte als prater tijdens zijn laatste dagen in Parijs. Hij luisterde vijf of zes uur aan een stuk naar hem, en zei niets behalve “Ga door, Oscar. Ga door.”’ Dit tekende de Britse schrijver Arnold Bennett in 1912 op in zijn dagboek. De Oscar waarvan