[2011/2]
Beste lezers,
In deze aflevering lees je een volkomen nieuwe tekst van Richard Powers: ‘Wat weet fictie?’, die hij zelf een soort ‘ficto-essay’ noemt. Paul Claes begint de rubriek ‘Sleutels’, waarin hij telkens één gecanoniseerd gedicht tot leven wekt. De ‘Jonge wolven’ schrijven tegensprekelijke brieven over Elvis Peeters en Jeroen Theunissen. Christophe van Gerrewey, Saskia de Coster en Anne Holtrop maken dit keer analoge interieure ruimtes, steeds geïnspireerd door het woord ‘schieting’ en de shooting range in Sint-Niklaas.
Het thematische gedeelte zoomt in op Max Frisch, de beroemde Zwitserse proza- en theaterschrijver, die honderd jaar geleden werd geboren, op 15 mei 1911. Een aantal teksten is geschreven rondom Frisch' tweede poëticale lezing uit Schwarzes Quadrat. De vertaling van de eerste lezing verscheen al in DW B 2008 5-6. Beide lezingen werden vrij recent ontdekt.
Samensteller Daniel de Vin heeft ervoor gezorgd dat vanuit de focus - de tweede lezing - uitgewaaierd wordt naar de héle Frisch. Beatrice von Matt schrijft over de jaren 1930 en '40, Walter Schmitz over de jaren 1950 en '60, en De Vin zelf over de jaren 1970 en '80. Christophe van Gerrewey heeft aandacht voor Frisch' theaterstuk Die Chinesische Mauer en voor Freibad Letzigraben, een van Frisch' architecturale bouwwerken. Schwarzes Quadrat is zeer boeiende lectuur. Je wordt er geconfronteerd met Frisch' oceanische verlangen naar onbegrensdheid, dat niet kan worden bevredigd, waaruit een schuldgevoel ontstaat, en dat ieder van ons ‘voor de rechter’ brengt. Door die ‘poëtica van het niet-volstaan’ plaatst Frisch zijn schrijverschap tegen een utopische horizon. Interessanter nog vond ik Frisch' opvattingen over het autobiografische dagboek: ‘Je kunt alles vertellen, alleen niet je werkelijke leven.’ De lacaniaanse gedachte dat je geen statische identiteit hebt, en dat je alleen bestaat uit steeds