Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 156(2011)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 137] [p. 137] Thomas Möhlmann Gedichten We dwalen af Wacht even, want zo makkelijk kom je er niet af makker: dat kind. Dat gaat het redden, weet jij evengoed als ik, en dan? Niks tegen kinderen, begint de gewezen regisseur voorzichtig aan zijn eerste grap als ex-roker, zolang ze maar niet van mij zijn. Net nu hij besluit de boel de boel te laten en zijn handen van het stuur trekt, in onschuld in de lucht, en wij niets liever willen dan ferm vooruit en het reuzenrad in de verte in, net nu claxons en geschreeuw elk zinnig commentaar onverstaanbaar maken, zet een eenvoudige gedachte ons klem: ze zijn allemaal van hem. Van de stolp tot het ei, alles is altijd al van hem geweest, alle douchecabinemeisjes en zwembadreinigers soldaten en observatoria, spetters, modder- en spermavlekken de briefkaart, het vliegtuig-, snelweg- en slaapkamerongeluk de schoen en de veter, de vilder en het paard en alle kinderen en hun gekrijs - alle kinderen, verwekt, geboren en ongeboren. [pagina 138] [p. 138] We dwalen verder af Heb je gehoord van het Japanse meisje? Iemand beloofde iemand anders ooit dat alles goed zou komen: als we uitgaan van six steps of separation komt alles, alles dus goed, wat een geweldige ochtend geweldig nieuws: jij hebt een zoon intussen, ik krijg een zoon intussen, we zullen in minder dan zes maanden allebei vaders van zonen zijn. Geen idee waar dit toe leiden moet maar ergens, zes stappen verderop of minder weet ten minste iemand dat alles, alles goed zal komen. Het Japanse meisje was mooi om te zien en zorgvuldig als ze praatte, ze strikte haar veters en liep tot aan de rand zette af en sprong het midden van de krater tegemoet. Haar werkgever zei dat ze gek geworden was, haar ouders dat ze nooit iets had laten merken, haar oom dat ze altijd bijzonder blijven zou, geen van de nichtjes zei een woord. Eentje dacht dat ze misschien had terugverlangd en de andere zeven giechelden. Terug naar het zaadje van de vulkaan. Alle zeven tegelijk, giechelend, afzichtelijk. [pagina 139] [p. 139] Kwijt Er ligt een gestrande postbode in het zand met een gelukzalige glimlach op zijn gezicht op zijn gemak wie van ons benijdt hem, wie schopt hem in elkaar? Nu we onze dagen verdelen nu er iets zeer aanwijsbaar voor altijd ophield en doorging nu we ademhalen, nu we net als al die andere vaders simpelweg vaders geworden zijn en niets liever dan hydrofielluiers, melkboeren en vitamine K omhanden hebben: waar laten we (het lijk van) de postbode? waar (het lijk van) de gewezen regisseur? [...] Vorige Volgende