[Tijdschriften, vervolg]
velijk) Alexander Kluge (1932) en Wolfgang Koeppen (1906-1996). Offermans kiest voor een selectie uit drie omvangrijke verhalenbundels die Kluge in 2003, 2006 en 2007 publiceerde. Vogelaar put vooral uit het nagelaten proza van Koeppen, dat in 2000 in het Duits verscheen, en dat onder meer fragmenten uit een groot, nooit afgewerkt romanproject bevat.
De verhalen van Kluge, aldus Offermans, gaan over geschiedenis, maar niet over ‘de’ geschiedenis of over ‘een algemene geschiedenis waarvan het verloop gegeven is’. Zonder openlijk utopisch te zijn, cirkelen veel verhalen om zoiets als hoop - hoop op kleine kieren in een ogenschijnlijk met catastrofen dichtgeplamuurde geschiedenis. De titel van een van de reeksen fragmenten is veelzeggend: ‘De openingen die de duivel laat’. In een van de fragmenten uit die reeks voert een ‘Moskouse academicus’ een gesprek met de paleontoloog Gould. Deze laatste lanceert de theorie dat afstammelingen van uitgestorven soorten na verloop van tijd toch weer in de voorhoede van de evolutie kunnen staan. ‘Niet alleen verdwenen hoop keert terug, maar ook werkelijk leven dat verdwijnt.’
Een ander fragment bestaat grotendeels uit een schijnbaar absurde dialoog over ‘een geheime bundel van Goethe’. Daarin zou te lezen zijn dat de duivel ‘de ziel van dr. Faust, die hij al bezat, weer vrijliet’. Net zoals hoop nooit definitief sterft, is de invloed van de duivel niet absoluut - er is altijd ‘de opening die de duivel laat’. De hoop op het onmogelijke zoekt Kluge ook in het circus. In de reeks ‘Afscheid van het circus’ staat te lezen: ‘het onmogelijke bleef voorbehouden aan het circus’. Een van de verhalen behandelt een conferentie waarop academici debatteren over de rol van het circus tijdens en na de Franse Revolutie. Veeleer dan het verlangen naar geweld en sensatie bevredigt het circus het verlangen naar ‘het vredesverdrag’. Het circus belichaamt de hoop dat de ‘onrechtvaardigheid van de geschiedenis’ teniet wordt gedaan.
Uit deze fragmenten blijkt al dat Kluge geen conventionele verhalen schrijft: in deze veelal erg korte teksten slaat hij vaak een zakelijke of documentaire toon aan, terwijl hij soms bijna onzichtbaar de grenzen tus-