Tijdschriften
Parmentier
2008, nr. 1
Het is geen kunst om twee clichés te vinden met tegenstrijdige implicaties die elk op hun eigen clichématige manier waar zijn. Men neme bijvoorbeeld de spreuken ‘schoenmaker blijf bij je leest’ en ‘verandering van spijs doet eten’ - welke vingerwijzing hoort men ter harte te nemen? Joost van Driel, Jos Joosten en Parmentier-hoofdredacteur Arnoud van Adrichem stelden, bij wijze van pleidooi voor de tweede optie, het dossier ‘Jobrotation’ samen: zes letterkundigen buigen zich ‘over auteurs of literaire fenomenen die strikt genomen niet binnen hun specialisme vallen’.
Meer bepaald is het de bedoeling om de communicatie binnen de toch al bescheiden populatie van letterkundigen te stimuleren. Historisch en modern letterkundigen - twee subspecies van genoemde mensensoort - lijken in de wandelgangen nog wel een gemeenschappelijke taal te vinden om de kwaliteit van de vloerbedekking te bespreken; voor een gesprek over literatuur, aldus de samenstellers van dit nummer, is een dergelijke gemeenschappelijke taal minder vlot te vinden. Teksten en auteurs lijken in elke periode dermate anders te functioneren, dat specialisten van pakweg de twintigste eeuw en de middeleeuwen zich met hun eigen literatuurbegrip bij voorkeur niet op het terrein van de ander begeven. Vandaar dit rondje wederzijds besnuffelen, betasten en bewateren. Niet toevallig is een literair (veeleer dan een academisch) tijdschrift hiervoor het aangewezen toneel.
Zulke verkenningen zijn boeiend omdat ze denk- en werkwijzen blootleggen die gebonden lijken aan het materiaal waar de historisch en de modern letterkundigen doorgaans mee werken. Zo kan Jos Joosten als specialist postmoderne poëzie de neiging niet weerstaan om in een stuk over de veertiende-eeuwse dichter Van Boendale problematiserend te werk te gaan. Hij neemt onder meer de recente proza-editie van Van Boendales