Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 153
(2008)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |||||||||
[pagina 290]
| |||||||||
[pagina 292-293]
| |||||||||
[pagina 294]
| |||||||||
La disparition of the season of la sirène on the roadMmmmWwwwwronngggg!
Dat klinkt alsof ze een oldtimer op zijn staart
trapt,
maar there is no time voor smoesjes!
Er staat net een nieuw jaar: et alors! More encore!
I
Sperweg in wegenbereidheid.
Schuin omhoog de stad afschuimend,
struikelend, vallend als in een cascade,
maar weg in any case!
Dat gaat haar niet in de koude kleren zitten.
(Le noir est toujours habillé.)
Nee, allicht! Trekt zij koude kleren aan,
dan neemt een ander de warme.
(Wat denkt a mermaid als zij aan ‘weg’ denkt?)
Weg, a way out, chemin de traverse.
Er volgen vanzelf woorden uit weg;
wegdek deviation it is out of her way.
Er volgt arrivée uit away.
Een huis een deur, qui ferme.
Stemmen die klinken als zij haar oor ertegen legt,
verbroken beloften, opgeklopte dekbedden,
gebeden
monkelend tegen de plinten. Muziek/geur...
‘Fuck you, vuile schoft’:
woorden, die over het balkon worden geduwd.
De beladen cadans van de straat. Haar houding
moet
er een zijn van en passant, onopvallend, discreet.
Zigzagervaringen, een stemming die haar de weg
opduwt,
het eigen droomhoofd gespitst op
een gsm-melodie in de straat!
Tientallen handen zoeken in tassen en zakken.
Wie is the sweetheart hier?
Wees gerust (haar oog treft en rust),
zegt de bustabel,
volgens de berekende ordening
is tijd je geheel en al toegewijd.
Régulation? C'est juste!
Een beetje meer seks bevordert de celdeling.
Maar bedaar toch; be calm!
Doucement in dit zoete stadsbestek!
Ze mag haar grondtoon niet te koud maken voor-
tijdig
door het hoofd te vullen met zilvernevel.
Dat neemt ze voetstoots aan van de straat.
Hand aan de slaap, oog op de toon
klak van de tong, zang in de keel,
maar verder voetstoots!
Certainement! Time to watch le physique:
Jezelf tweedimensionaal in een groep zien staan
is niet moeilijk om je in te beelden.
Je haakt gewoon alle ledematen in elkaar.
Eén bonk lichamelijk functioneren,
- des femmes gelijk met hun regels
des hommes verlaagd testosteron -
dat brengt dat we met zijn allen in één ritme
bewegen.
Het versterkt de innerlijke mens
aan zijn betrokken kant.
Met heel het met bloed gevulde hart
in de holte van de ribbenkast elkaar omhelzen
alsof je met gekruiste armen
jezelf over de rug probeert te aaien.
Dan vervalt het persoonlijke van bijvoorbeeld
la douleur of the broken heart.
En het doorboorde hart met de pijlen van de liefde
wordt heel praktisch een borduurpatroon
voor tafelkleden.
Kijk,
een leeuw met rozen in zijn manen.
Wie noemde de roos delicate, breekbaar, sweet,
transparant
en wie trachtte haar toen van die naam te ontdoen?
A rose is not a rose.
Het stromende hoeft niet per se nat te zijn.
Melodie, timbre, ritme stromen droog je oren in
en worden buigzaam tot vloeiend door het lijfelijke
heen.
De lucht is vol met de transparantie
van een ‘mij moi me’ tussen al die zwevende
anderen,
geslachtsloos, lichaamloos en zo zou het goed
moeten zijn, maar nee, moe van ontmoeten
veert twee maal een universum terug
in het eigen omhulsel.
De gele roos yellow, de rode roos rouge.
La rose n'est pas la rose.
Een leeuw heeft geen rozen in zijn manen.
II
Het opent zich kolkend boven de weg.
Het doorzichtige duwen van de kerende wind,
die zwemt in de schoolslag van de zwerm vogels,
het opboksen van vleugels die gewend zijn
onzichtbare krachten te boven te komen.
(Vogels kennen het stoffelijke
onzichtbare niet, zij weten ruimte,
alleen en doorlopend...)
Aldus stuwt la langue rouge van het hogedrukge-
bied,
zich onder de polaire laag vanuit Spanje
om België te likken, krult de punt
om haar heen zoals hagedissentong libellen.
Net over de grens valt zij in
de loupe van de warmte; in
de mussen tussen de kruipende
zich aan de oude muren vastklampende klimop,
de gebroken ruiten, lage garages, glimmende
kasseien en bladderende deurstijlen van de stad.
Dit keer draait het om de kerngedachte.
Dat hoeven maar drie woorden te zijn.
Neem de complexiteit van a tree of un homme...
Dat wordt simpel
Wortel - trunk - couronne
squelette - vlees - soul
maar op waaidagen wel buigzaamheid gewenst
als overlevingsvoorwaarde.
Hoe groter de kroon en de ziel,
des te groter de cirkel in de lucht
op de maat van de wind, maar op zich,
poeh! Een makkie,
staan zwaaien met voeten in de aarde!
Doch neem nu los: la douleur.
Op een langswaaiend snippertje
neergekrabbeld als:
1. nagellak blanc
2. pak je koffers toch uit en prenez place
3. heb ik de keus, als het toch al
een fait accompli is?
Het is dat los dat lost zijn
wat loos is.
Met losse vleugels losse vinnen los hoofd los hart
met losse kieuw losse tong losse longen. Oh,
come on!
Zo gaat ze binnen om tussen brood worst vaat
en drogende was in de keuken aan tafel te praten,
hoe parelend verwaaid la douleur kan zijn,
zo licht en ontvlambaar als een zeppelin en
gevaarlijk tollend voor zo'n broos gevuld vat
op de lenteluchtstroom
die met een zweem van Spaanse amandel
de stad binnenstroomt.
It's on a Sunday.
Le conte de fées, ma chérie!
Het schuim op de golven
is echt de dode zeemeermin.
(Lang voor deze lente,
volgens de wetmatigheid van het seizoen,
heeft zij het hebben en houden
op orde getikt in tabellen.
Op de verticale vlakte van het scherm van
‘now and today’,
noir gekrast in het ijzig blanc.
En nog lang sprak niet de notenboom, geen
spoor van begin.
En ook de rozen; wat aan belangstelling daar
was, niet gevoed.
Geen enkele zon, geen langer licht, geen sprankel.
Binnen het raam leek de rozenstruik
de notenboom te raken, doch in het echt
moet de roos tien meter waaien, wil zij de noot
kraken.
Verbeeld je dat de roos kaken heeft
en haar waaien verovering betekent.
Landje pik.
Dit is nu echt het grote zwaaigebaar van een
zomerse Julia.
Wat lijkt uit elkaar te vallen, strooit zij rond
als het firmament roos,
blad na blad.)
Bla bla na bla bla...
Een lach parelt, maar het zijn precies les dents
die bijten. Vrolijk getik van vonkende billes?
In verbinding met de twee delen van het brein
spreekt een hart met twee kamers.
Als er al genade ligt in dying,
dan is het de rust die het hart overvalt en
daarmee het denken deletes.
Iedere stap geen mes meer
als ze op de golven ligt en
wiegend de lucht boven haar ziet
(waarin lezers spectateurs listeners,
- WIJ dus en we roepen het hard: Gardez!
Meske, meidje, my darling! -
het blauwe arseen zouden zien
van zoete souffrance,
maar zij never ever jamais...)
III
Daar ligt de natte rode tong van de luwte
als amandelbloesemgeur in een lus boven de stad.
Het aroma van bittere lente:
een komend seizoen betekent
het eind van een vorig.
Denkt iemand daaraan, als hij jong gras ruikt?
(Does a mermaid think about that, when she
enters a door?)
Aan de ontelbare retours die mensen maken?
Aan hanengekraai, aan paargedrag, aan de grens
van
iemands pijndrempel, hoe vluchtig
een blik en sleets een gedachte, steeds meer
tot steeds minder en opeens lijkt alles in paniek
uniek
om dan pas goed uit elkaar te schuimen,
tot elk traanelement is verwijderd;
eenmaal bezonken wordt het een kalm blauw meer
op de bodem van de maag.
Tot het opnieuw blad na bla...
Lucht stijgt langzaam op van de bodem,
kleine parels in een dichte materie, die knappen
als ze in aanraking komen met hun eigen oppervlak.
Niet hoorbaar, maar verleidelijk om te zien.
Stijgen en sterven.
Dit is wat komt.
Bundels kleurenlicht,
dwars door het lichaam gebruld.
Zoals amandelgeur op de rand van de stad
verwaait tussen winter en lente,
zoals lichtjaren door de haren schieten
en witte bogen achterlaten als de baan van hun val,
zo heeft een golf zich om haar lichaam gevouwen,
een mond om haar hart,
een tong om haar bloed.
Manenschuddend toonkrullend,
sterrenspattend tongvonkend;
als alles aaneensluit,
elle a disparu
juste à temps.
| |||||||||
[pagina 295]
| |||||||||
[pagina 296]
| |||||||||
[pagina 297]
| |||||||||
Factory #3 Honoré δ'O
|
1. | Les bulles de savon - Francisco de Goya, Don Manuel Osorio Manrique de Zuñiga, niño, 1788. |
2. | La disparition - zwarte inkt op papier. |
3. | La disparition - zwarte inkt op papier. |
4. | Le trou - Pierre Bonnard, Les filles Nathanson, 1910. |
Beeld Sylvie Macias Diaz
Tekst Elma van Haren
Vormgeving Luc Derycke
Curator Luk Lambrecht
Webmaster Emanuel Maes
Coördinatie Hugo Bousset en Kurt Snoekx
www.tegenlicht.org