[2007/4]
Beste lezers,
Arnoud van Adrichem en Elma van Haren hebben zich geïnspireerd op het sprookje ‘Jaap en de bonenstaak’. Even pro memorie: ‘Uit de achteloos weggeworpen toverboon groeit een metershoge staak vol scheuten en loten dwars door het hemeldak, en natuurlijk is Jaap zo nieuwsgierig, dat hij erin klimt. Maar waar zal deze klim hem brengen, wat zal Jaap daarboven aantreffen, hoe lenig moet hij zich tonen als iemand hem achtervolgt en hij van de ene loot naar de andere moet springen om te ontkomen?’
De redacteuren vroegen een aantal auteurs om een ketting te maken: elke tekst reageert op de vorige, en bovendien wordt er telkens een andere tekstsoort opgelegd, met uitstapjes naar muziek en strip. Alleen de poëzie primeert, omdat Astrid Lampe de eerste en de laatste schakel van de ketting vormt. Het thema begint met tien foto's van Herman van den Boom: ‘Networking the network’. Hij fotografeert bijeenkomsten van fotografen, onthult de netwerken, maar juist daardoor ontmaskert hij zichzelf, als lid van die netwerken.
Wat de ketting beoogt, kan ik het beste illustreren met een citaat uit de roman het einde (2006) van Jeroen Theunissen: ‘netwerken zouden ontstaan, groepen van gelijkgezinden, onderling gediversifieerd, maar die voortdurend met elkaar zouden communiceren, zie je’. Ik dacht zelf even aan een daisy-chain, een krans van madeliefjes, maar ook groepsseks. Koen Peeters beschrijft dat subtiel in zijn Grote Europese roman (2007): ‘Een meisje liet me haar hand met gespreide vingers zien. Een man danste tegen haar aan, wiebelend liet zij zich beslaan als een paard, en zij likte een andere man en daarachter was de knedende hand van een vrouw die enzovoorts enzovoorts. Misschien wel een ketting die perfect sloot, eigenlijk gaven en namen ze allemaal.’
Hugo Bousset