Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 152(2007)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 389] [p. 389] Erik Spinoy Cordyceps Waar het eencellig gist lichten in drommen beenderwitte zwammen op en stoten uit de bodem uit de ondergrondse zwamvlok op hun bange glazige vruchtlichamen die voor de hoogten boven hen beducht de schermen opendoen waarvan soms afhangt nog een soort van suikerspin of hoepelrokken van gesteven kantwerk of verbleekt brokaat. Miljoenen zijn er door de diafane zwartgestreepte zwermenwervelende keverlarvenmaden [pagina 390] [p. 390] opgezocht en meest entomologen zelfs laat staan complete leken zoals wij volkome onbekend. [pagina 391] [p. 391] Uit potgrond licht en rul - alleen niet cordyceps. Hier scharrelt nu de schedelharige kogelmier een uit die legers per hectare en staart u peilloos met convexe ogen aan. Neemt u in acht: bijt iemand deze mier dan branden enkels dagenlang als er geen schok van komt anafylactisch. Glad geharnast afgetraind schijnt hij immuun [pagina 392] [p. 392] een Siegfried der insecten die daar argloos door een wolk van sporen loopt en onbekommerd door tracheeën adem haalt en stigmata. [pagina 393] [p. 393] Kort na het infiltreren in het lijf en in de geest hangt hij het brein chemisch verdraaid aan deze hoge plant van richting of van hoogte eetbaarheid zich niet bewust gaan golfsgewijs convulsies door de romp vindt hij waar hij maar tast de poten niet en malen hard als stalen raderen de mandibels. Dan valt hij stil wiegt als bevroren op zijn stam [pagina 394] [p. 394] als niet een werkster toeschiet en het pestilente lijf in het zwartste smijt van het zwarte woud [pagina 395] [p. 395] waar het begint finaal: het plant de voeten op het schedeldak en richt het lenige lichaam op tot aan de punt de knop ontstaat waaruit een nieuwe sporenregen sproeit die met geluk een vlezige teelgrond vindt tot aan het punt dat in de omtrek wijd en zijd zijn broer zijn zus elk eender specimen op eendere wijs is uitgeroeid. [pagina 396] [p. 396] Niet slechts voor hem beschikt of voor zijn soort: in bijna elke speciës in elke geleedpotige ontbloeit de eigen cordyceps - in bladeren die op wandel gaan in kakkerlakken in libellen en mantissen in de bladluis alle mieren de termiet de atta cephalotes de neurothemis fluctuans wie weet ook in die schat van een gyrinus natans. In onvermoede holten van zijn lijf herbergt elkeen zijn eigen parasiet en weet het niet [pagina 397] [p. 397] noch weten anderen iets zolang het mycelium nog schuilgaat in het skelet het zachte weefsels vreet maar elk vitaal orgaan ontziet en het brein niet in een vruchtbare brij is opgelost. Daar loopt er weer een kijk en niets te zien. Hoe weet je of niet elk moment uit naden van het exoskelet het plots onhoudbaar breken kan? [pagina 398] [p. 398] En of het nut heeft zin of zo? Dat aan het eind geen soort hier domineert dat dit gedraai zichzelf en hopeloos gelijk is of dat een lijf hoe fraai Helleens zich welvend ook nooit zo gesloten is dat niet het eensklaps barsten kan en bloot beschamend uit de wonde schiet? Al schrijdend bijtend alles wetend weet men dat toch niet. Vorige Volgende