derde wordt een kwaadaardige tumor ontdekt. De vrouw die op de operatietafel ligt terwijl het niets zich een kwartier lang aan haar voltrekt, is eenentachtig. Haar longen en hart zijn verrassend gaaf. Dat zag zelfs mijn lekenoog.
Niets is zo ondemocratisch als een ziekenhuis. Of beter gezegd: als medische zorg. Je moet een beetje geluk hebben met de plek waar je bent geboren. België is een van de beste plekken op aarde. Korte wachtlijsten en relatief goedkope, hoogwaardige behandelingen. ‘De laatste jaren zien we hier meer en meer tachtigjarigen die verrassend goed zijn’, zegt Vanermen. ‘We geven hun een nieuwe klep of een paar bypasses en ze kunnen nog jaren voort.’
En of er soms mensen zijn, vraag ik, voor wie het sop de kolen niet waard is? Die zeggen: laat maar zitten, ik bol rustig uit.
‘Dat gebeurt’, zegt hij. ‘Maar het is eerder uitzonderlijk.’
Hij vertelt over de man van tweeënnegentig jaar die kort na zijn operatie in zijn tuin fruitbomen plantte. Nog eens zeven jaar later zouden ze een rijke oogst opleveren. Daar keek die man naar uit.
Alle krasse oudjes over wie Vanermen vertelt, zijn verknochte tuiniers. Er valt daar vast een wijze les uit te trekken.
Met een glimlach luister ik naar de verhalen over zoveel hardnekkige levensdrift. Maar dan word ik door verbijstering en zwartgalligheid overvallen. Waar halen die mensen hun enthousiasme vandaan? Waarom willen ze per se leven en blijven leven? Ligt het geheim van een lang en gelukkig leven werkelijk in de tuin? En reikte Voltaire ons dus de sleutel aan met zijn gevleugelde woorden ‘Cultivons notre jardin’?
Maar het is niet Voltaire die me bezighoudt terwijl we in de koffiekamer met een plastic lepeltje in ons plastic bekertje met koffie roeren. Had ik maar aan Voltaire gedacht en had ik maar zijn veel te dikwijls geciteerde maar volstrekt onschuldige uitspraak op tafel gelegd. Al te vaak denk ik dingen die een mens niet hoort te denken. Het gebeurt gewoon, ergens in mijn hoofd. En wat erger is: ik spreek die gedachten uit. Dat komt omdat ze mijn hoofd bezetten en terroriseren en geen ruimte laten voor andere gedachten, gedachten die gepaster zijn. Ik ben er niet trots op, maar ik beken dat ik daar in de koffiekamer van het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis over de zelfmoordkliniek in Zürich begin, en over het rare fenomeen dat de ene mens zijn leven zo lang mogelijk wil rekken, terwijl de ander er een eind aan wil maken.
Professor Vanermen heeft nog nooit over die kliniek gehoord. Ik krijg zelfs de indruk dat het bestaan ervan hem schokt en verwart.
Behulpzaam als altijd deel ik hem mee dat wie het woord ‘Dignitas’ op Google intikt op hun website terechtkomt. Die helaas in het Duits is gesteld, maar misschien is dat voor hem geen probleem. De Zwitserse wetgeving verbiedt niet dat je iemand helpt zelfmoord te plegen. Je mag iemand niet doden, maar je mag hem of haar wel assisteren bij zijn of