op zoek naar de verzwegen vooronderstelling ervan: ‘muziek is eigendom’. Alle praktijken die de kapitalistische bezitsverhoudingen in de muziekindustrie ontwijken, vormen samen de ‘constitutieve buitenkant’ van dat discours. De industrie gooit in haar discours de illegale verkoop van namaakproducten en de niet-commerciële uitwisseling van muziekbestanden op één hoop, met de bedoeling die laatste in diskrediet te brengen en te integreren in een online economie naar kapitalistisch model.
Johan Sonnenschein tekent voor een scherpzinnige analyse van de poëzie van Erik Lindner en Jan Baeke. Sonnenschein borstelt zijn zorgvuldig gekozen woorden over en langs de gedichten van Lindner en Baeke heen, zodat af en toe heldere beelden ontstaan. Lindners strijd met de onmogelijke waarneming mondt uit in ‘het inzicht dat de rand van de blik niet alleen beperkingen oplevert, spelbreker is bij het waarnemen, maar ook spelmaker’. Baekes poëzie ontstaat uit de spanning tussen de tautologische betekenisloosheid van de werkelijkheid en de talige drang naar betekenis. Het komt eropaan ‘in de buurt te blijven van de stroom waaruit betekenis zich onttrekt’.
Behalve voor essay en analyse is in dit nummer ook plaats voor verhalend proza. C.C. Krijgelmans publiceert een fragment uit een onuitgegeven roman, Het geheugenkasteel. Krijgelmans was in de jaren zestig een belangrijke figuur in de romanvernieuwing en schrijft nog steeds merkwaardig, bevreemdend proza, waarvan de zinnen worden voortgestuwd door de puls van de dood en van een onwelvoeglijke seksuele drang. De verteller van dit verhaal dwaalt in een labyrintische, imaginaire wereld die opgebouwd is uit zijn bewuste en onbewuste gedachten, maar onophoudelijk bedreigd wordt door zijn voortschrijdende geheugenverlies. De grenzen tussen werkelijkheid, geheugen en waan, tussen bewustzijn en onbewustzijn verdwijnen. Dit smaakt naar meer.