Beste Jeroen,
Willem Elsschot was een serieuze man. Kunstenaars zijn er om onnozel te doen met toeters en bellen op podia en in boeken. Vervolgens verkopen ze dat als een noodzakelijke artistieke revolutie waarvan iedereen beter zal worden. Als het publiek het maar wil inzien. Zo niet Elsschot. Enfin, verkopen, dat zag hij nog wel zitten, maar revoluties waren niet aan hem besteed. Hij bleef een heer van stand, broek met een vouw, horloge in de borstzak, een stuurse blik die geen genade koesterde.
Slechts een keer in mijn leven zag ik de naakte kuiten van mijn grootvader. Wij voetbalden die dag op het plein naast het kapelletje van Onze-Lieve-Vrouw van den Akker. Ergens diep in de Kempen, Jeroen, op de zandgrond die nu nog steeds aan onze beider laarzen kleeft. Tot mijn grote verbazing rolde hij, heer van stand in dienst van de Staat, zijn broek op en deed mee. In zijn zwarte, glimmende schoenen. Spierwit waren zijn benen, van decennialang geen zon. Zoals mijn grootvader die dag, zo stel ik mij ook Elsschot voor. Een mens geknipt voor het voorname tijdperk van de zwart-witfotografie. Sereen. Beleefd. Imposant. Maar ook gesloten en intimiderend. Misschien wel op de vlucht voor zichzelf.
Zo zitten schrijvers niet meer in elkaar tegenwoordig. Ze zijn niet graag burgerlijk, verafschuwen in zekere mate de handelsgeest, praten veel, koesteren een gesubsidieerde plaats in de marge van de economische werkelijkheid. Dat geldt bij uitbreiding voor alle intellectuelen. Wij hebben het nu even niet over neurochirurgen, investment bankers en senior vp's Noord-Amerika. Wij hebben het over de culturele intellectuelen, de kunstzinnigen met een aura van onsterfelijkheid. Leg die naast Elsschot en aanschouw de diepe kloof.
Waarom is die intellectueel zo anders dan Willem Elsschot? Waarom zijn afstand tegenover de dingen zodra er een prijs op staat? Waarom orakelt hij tegenwoordig zo vaak dat het slecht gaat met de wereld? Elsschot maakte nog een wereldoorlog mee, en ontbering. Iets wat van ons, de generaties na hem, al niet meer gezegd kan worden. Wij leden geen honger meer en ondergingen geen repressie. Ik weet niet of jij het ermee eens bent, beste Jeroen, dat dit een curieuze zaak is, maar ik vermoed het. Wij hebben beiden een warme interesse voor de medemens, zijn angsten en gedragingen, zijn behoeften qua genegenheid, voortplanting en consumptie. Wij selfscannen de werkelijkheid om de tekens van de tijd beter te begrijpen, en zo ook onszelf.