zullen uit de samensmelting van hemd en graan muizen zijn ontstaan.
Eigenaardig was wel dat ze meteen volwassen waren. Er zaten mannetjes en vrouwtjes bij en ze waren perfect in staat zich voort te planten met hun reguliere soortgenootjes.
Waar is de zetel van de ziel? Die vraag kwelde mijn tijdgenoten. Waar is de ziel gehuisvest?
De ziel woont in de maag, antwoordde ik. Op z'n Belgisch? Wie slecht nieuws kreeg, verloor zijn eetlust. Omgekeerd ging iemand die uitgehongerd was van schranspartijen dromen, omdat de maag over zijn eigen gemis mediteerde.
Steeds meer raakte ik ervan overtuigd dat de materie onverwoestbaar was. Metalen konden worden ontbonden en ogenschijnlijk verdwijnen, maar dat was omdat ze zich verstopten. De kunst bestond erin ze door andere reacties weer tevoorschijn te roepen.
En ik woog. Alles woog ik. Ik plantte een jonge wilg in een bak, woog de aarde en gaf gedurende vijf jaar gedistilleerd water aan de boom. Daarna stelde ik vast dat de wilg merkelijk zwaarder was geworden, terwijl het gewicht van de aarde amper was afgenomen. Dit bewees dat een boom geen aarde at, maar wel water in hout kon veranderen. Net als de Turkse Griek Thales geloofde ik dat alles uit water was opgebouwd.
En dan was er nog iets, een onzichtbare materie die alsnog geen naam had en die toch anders was dan de ons omringende lucht. Ze kon het resultaat zijn van gistende wijn, van maagoprispingen en van het verbranden van houtskool. Koolzuur zouden we nu zeggen, CO2, maar die termen bestonden nog niet. Om het fenomeen te kunnen duiden moest ik een ander woord verzinnen, een term die nog dagelijks door miljoenen mensen in de mond wordt genomen.
Want dat is het godswonder: de werkelijkheid ontstaat uit de taal.
Niets bestaat wat niet in woorden is gegoten en wie een nieuwe naam geeft, gooit de deuren van de waarneming open.
Volgens het WNT werd het woord ‘geheel willekeurig, door [mij] uitgedacht, waarbij [mij] echter het Grieksche χ́αος voor den geest zweefde, dat [ik] naar het Nederlandsche klankstelsel wijzigde: chaos, chas, gas.’ Ik getuigde het zelf: ‘Hunc spiritum, incognitum hactenus, novo nomine Gas voco.’ - ‘Deze tot nu toe onbekende geest duid ik met de nieuwe naam Gas aan.’
Dit gas bleek een luchtvormige, veerkrachtige vloeistof te zijn, welker deeltjes de eigenschap hadden zich zoveel mogelijk van elkaar te verwijderen en zich aldus in de ruimte te verspreiden. Het is ‘samengesteld uit onzichtbare atomen die bij intense kou samenkomen en zich dan verdichten tot minuscule druppels’.
Van dit gas ben ik de ontdekker: Jan Baptist van Helmont.