neerd, wegens de onafzienbare schade aan de samenleving als iedereen er maar op los voelt.) Immers, beste man of vrouw, wat zouden wij u kunnen bijbrengen, welke wijze raad, welke waarschuwing zouden wij moeten, kunnen geven: u weet alles over ons, bovendien is uw kennis ontzaglijk veel groter. Dat desondanks tientallen schrijvers een boodschap tot u richten, zal u bijzonder amuseren... Grappig toch, want nu reeds is literatuur, kunst in het algemeen, in de eerste plaats vermaak geworden; een zonderling die er nog aandacht of betekenis aan schenkt. Over 150 jaar is dit alles folklore, neem ik aan. Laat mij u daarom niet langer ophouden, en geniet stiekem verder van uw curieuze ontdekking: ik gun u de verstrooiing.
Met beleefde groet,