Liesbeth Eugelink
Nog ongeboren toekomst
De ballonnen met de naambriefjes, opgelaten aan het eind van de fancyfair ter afsluiting van het schooljaar, moesten zo ver mogelijk wegdrijven. Dan waren we opgetogen als ze niet jammerlijk in de eerste de beste boom bleven haken, en daar, geheel voorbarig, kapot knapten. Waren we pas gerustgesteld als we de volgende dag, in de dakgoot of achter een antenne, geen gestrand exemplaar tevergeefs zagen trekken aan zijn touwtje.
Dan konden we ons voorstellen dat er ergens, in het buitenland, niet Nederland!, een man was, of een vrouw, die 's ochtends bij het opendoen van de deur, op het tuinpad een rood ballonnetje ziet, wiegend op de wind. Zoals ik, deze zomer. Er hangt een briefje aan. Vaag zie ik de kleurige versieringen. Het is een bericht, maar ik kan het niet lezen. Ik ken de taal niet. De regen heeft de letters uitgewist, het blaadje is half afgescheurd. Hoe moet ik in godsnaam reageren? Ik weet dat er iemand is die op een antwoord wacht. Een kind, in blijde verwachting. Wat kan ik anders doen dan ook een ballon oplaten? Een onnavolgbare logica doet me denken dat die evenveel kans heeft goed aan te komen, als een geadresseerd bericht. Ik pak pen en papier. Wat zal ik terugschrijven?
Vanochtend vond ik je brief in de tuin. Ik weet niet wie je bent. Waar je woont, hoe oud je bent, want weer en wind hebben de letters uitgewist. Maar ik noem je Anne, en ik hoop dat je het goed maakt. Hier is het een grijze, druilerige dag. Dat is waarschijnlijk de reden dat je ballon in mijn tuin geland is. Het heeft alles goedgemaakt. Liefs, Liesbeth.