Bernard Dewulf
Een verhaaltje. Uit de zomer van 2005. Voor het lange slapengaan. Hier en daar waar gebeurd. Een eigentijds gezin met vakantie stapt na uren wandelen het kerkhof op van Saint-Hilaire, bij Marville, een waar gebeurd stadje in Frankrijk net over de grens. Zij hebben honger, de jongen moet plassen. Hij plast net naast het kerkhof. Dan vinden zij het Ossuaire, dat overal aangeduid stond, als een stad op zich. Een klein stenen knekelhuis. De jongen en het meisje, Hansje en Grietje, kijken naar binnen, door een venster. 40.000 schedels, gestapeld tot muren van ijdelheid. Zij beginnen te tellen. Het ontelbare. Het meisje vraagt: ‘Zijn die allemaal dood?’ De man leest de tekst die er staat: ‘Nous avons été comme vous, Vous serez comme nous, Priez Dieu pour nous.’ Hij vertaalt. Het meisje doet bidden na. Zij schiet van bidden in de lach.
Haar hilariteit galmt over het kerkhof. Saint-Hilaire. Het hele gezin lacht mee en wandelt terug. Het wandelende gezin, zomer 2005. De jongen wil een schedel. Die zijn immers van niemand meer. ‘Toch wel’, zegt de man. ‘Die wáren van iemand’, zegt de jongen. ‘Die blijven altijd van iemand’, zegt de man. De jongen slentert voort in moeilijke gedachten. Het meisje huppelt in rode jurk het kerkhof af. Zij draagt de eetmand. De man raakt bijna krankzinnig betoverd door het huppelende, hevig aanwezige leven van haar rood hier, en sluipt haar achterna. Als hij vlak bij haar is, fezelt hij: ‘Dag meis-je, ik ben de boze wolf.’ Zij schrikt, krijst de stilte van het kerkhof uit elkaar en valt hem dan opgelucht, opgeheven haast, in de armen - als een onmogelijk vederlicht heden.