Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 148
(2003)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 671]
| |
[pagina 672-673]
| |
[pagina 674]
| |
AMAZING FLYING ROOMS
De tentoonstellingsruimte Annex Z-x heeft een programmatie lopen in het kunstkritische tijdschrift Amazing Flying Rooms (AFRooms). De programmatie wordt bedacht door een Raad van Bestuur die hiervoor verschillende keren per jaar samenkomt. Wat volgt is een fragment uit het verslag van een bijeenkomst, deze lente, toen de Raad van Bestuur vergaderde om te beslissen wat ze best aan zou vangen met de vele projectvoorstellen die haar de laatste tijd aangeboden worden vanuit de kunstsector. Aan deze vergadering namen deel: de kunstenaar-beheerders Anneessens, Arts-Loi en Maalbeek, de toevallig aanwezige Kleine Schilder 1 en Kleine Schilder 2. Verontschuldigd waren: Braille, Saiko Pet en X. We schrijven maart 2003. Maalbeek zat de vergadering voor. ... Maalbeek:... ‘Ring’ klinkt het aan je deur. Je doet open en daar staat de zoveelste leurder met het zoveelste confectieproduct: ‘Ik heb hier een magnifieke groepstentoonstelling voor je!... Wie deelneemt aan mijn project bied ik...’ Anneessens:... ‘Een mooie cataloog mèt kleurenfoto's!’ Arts-Loi:... ‘Diè grote naam en diè grote naam doen al mee’... Kleine Schilder 1:... Vergeet het argument over het ‘lonkend internationaal kunstenaarschap’ niet! Da's ook een klassieker! Kleine Schilder 2:... Olé! Maalbeek:... Je kent ze van haar noch pluim en toch zitten ze, voor je het weet, met hun carrière-reclamepraat in je huis, in je living. Kleine Schilder 1:... En nog eens ‘Olé’! Anneessens:... ‘Jij wil hetzelfde als wat wij willen’... ‘Jij mag, als wij een paar van onze carrièretreden opwaarts klimmen, in ons kielzog, een paar van jouw carrièretreden opwaarts klimmen’... Kleine Schilder 1: Waarom dit allemaal nog eens zeggen: dit probleem is echt wel gekend. Kleine Schilder 2:... 't Is een probleem zo oud als de straat... Maalbeek:... ‘Ben je bereid om de rol van “data” te spelen’, willen ze weten. En vooral, ‘Ben je bereid je daartoe te beperken?’... Anneessens: ...Ze acteren desnoods zelfs dat ze verliefd op je zijn, als ze geloven je zo in hun groepsproject te krijgen. Maalbeek: We zouden zo'n confectievoorstel in het vervolg eerst grondig kunnen screenen, vooraleer onze toestemming te geven om er zelf intellectueel-artistiek in te investeren... Kleine Schilder 1: Dat heeft toch geen zin. Je krijgt die mensen met geen stok buiten dat confectiekader van ‘kunstenaartjes en kunstwerkjes ordenen en schikken’... Dat ene confectieconcept is gewoon het overheersende standaardproduct in de sector geworden... Je doet mee of je doet niet mee... Arts-Loi: Een contextmodelverkoper die z'n product komt aanprijzen bij een niet-overtuigde kunstenaar. De verkoper ziet in de kunstenaar een enigszins onwillige, maar vooral potentiële koper, degene waar hij dringend iets van gedaan wil krijgen... Misschien is die testaankoopformule van de gelijknamige consumentenvereniging net geschikt om zo iets te screenen. Anneessens: 't Zijn vlegels, hé, ze lijken wel degelijk, als het hun uitkomt, te begrijpen wat intellectueel-artistieke aantrekkelijkheid betekent... Arts-Loi: ...Zonde van alle gemiste kansen... Al die aanzienlijke, institutionele subsidiebudgetten | |
[pagina 675]
| |
die alleen maar de monopoliepositie van het standaardconcept veiligstellen... Kleine Schilder 1: Het is een probleem als een deurgat waarvan de deur allang is verdwenen... Jullie gepraat is dwaas, kunstig trappen in het ijle als het ware... Anneessens: ...We kunnen vragen stellen als: hoe was de verstandhouding en waaruit bestond de samenwerking? Was er inspraak mogelijk over inhoudelijkheid? Waren er vergaderingen, zo ja, met wie? Werden daar belangrijke beslissingen genomen rond het project of niet? Kleine Schilder 2: ...Een dwaze, ijle trap... Maalbeek: Ja, hoe was dat aangeboden contextmodel gestructureerd? Hoe was het subsidiegeld verdeeld? Hoeveel nam de organisatie voor z'n eigen infrastructuur, hoeveel geld gaf ze aan de kunstproductie, hoeveel ervan besteedde ze aan creatieve vergoedingen, enzovoort? Kleine Schilder 2: ...ijl, afgewisseld met een elegante trap... Arts-Loi: ...Misschien waren er geen creatieve vergoedingen, komen ze weer af met de verklaring dat alle deelnemende kunstenaars zich gelukkig mogen prijzen dat ze gewoon mee mogen doen... Kleine Schilder 1:... En nog een dwaze trap uitgedeeld door onze kunstenaar-beheerders... Anneessens: Hoe werd de deadline aangewend? Werd die misschien eenzijdig verplaatst? Ingekort? Verlengd? Werd de creativiteit ermee gestuurd? Maalbeek: Bleef er iets over van de inhoudelijke beloftes over diepgang en samenwerking? Kleine Schilder 2: ...Is zonet reeds naar gevraagd door Anneessens, jullie vallen in herhaling... Maalbeek: Zo komen we erachter of in het aangeboden project tenminste iets aanwezig is, al is het een kruimel, waar het intellectueel-artistiek bezig zijn iets aan heeft, waar we iets mee aan kunnen enfin... ... | |
[pagina 676]
| |
TESTAANKOOP IN DW & B
De redactie van AFRooms wil beeldend kunstenaars aanmoedigen testaankoopachtige bijdragen te creëren voor de groepstentoonstellingen waar ze aan deelnemen. In een gesprek met schrijver Walter van den Broeck wordt dieper ingegaan op dit idee.
Red.: In ‘mijn’ beeldende-kunstsector is de inspraak van kunstenaars in intellectueel-artistieke aangelegenheden te beperkt. Je kan er echt spreken van een anti-inspraakcultuur of anti-samenwerkingscultuur tegenover praktijkmensen zoals kunstenaars... Is het ook zo erg gesteld in de schrijverssector? Wordt je creatieve bezigheid er ook zo erg gemodelleerd, zo gekanaliseerd in een infrastructuur die geconstrueerd wordt door een beperkte groep van niet-kunstenaars? WVDB (Waker van den Broeck): Nee, nee. Het is nergens zo erg als in jouw kunstsector. Hoe daar zoveel macht in de handen is van zo weinigen... Red.: Bij jullie is er niet zo'n groep of klasse? WVDB: Er zijn tientallen groepjes en coterietjes die elkaar zachtjes haten. De leden van die groepjes verlenen elkaar hand- en spandiensten en aaien elkaar voortdurend over de bol. En er is natuurlijk een pikorde. Maar buiten wat renommée valt er weinig te pikken. Over echte macht beschikt alleen een uitgever. Door iemand wel of niet uit te geven. En zelfs dat staat op de helling. Schrijvers kunnen hun teksten vandaag via het Internet aan de man brengen als ze daar zin in hebben. Iets wat enigszins lijkt op jouw sector is misschien het fenomeen van de schrijversevenementen zoals ‘Behoud De Begeerte’, ‘Saint Amour’, ‘Zuiderzinnen’, ‘Watou’... Een paar jaar geleden kregen de deelnemers aan zo'n manifestatie het schriftelijke verzoek hun voorleesbeurt te beperken tot vijf minuten, haha... Poëzie en proza, allemaal goed en wel, en liefst grote namen op de affiche, maar ze moeten toch maar niet te lang leuteren, dat is slecht voor de horeca. En er zit natuurlijk ook wat macht bij de jury's van de diverse literaire prijzen. Maar de samenstelling daarvan wisselt geregeld. O, er wordt in de literaire sector ook naar macht gestreefd hoor, maar er gaat gewoon veel minder geld om dan bij jullie. In de schrijverij is het uiteindelijk de markt die alles bepaalt. Red.: Dat is misschien ook niet zo positief? WVDB: Nee, want het gevaar is reëel dat mettertijd het aanbod zal verschralen tot wat vlot leest en verkoopt. Maar toch voorziet het uitgeefwezen nog steeds in een breed en gediversifieerd aanbod. Wie vandaag Brusselmans wil lezen kan dat, wie Tolstoj wil lezen kan dat ook. Niet het oordeel van een klein groepje beslist over het al dan niet verschijnen van een bepaald boek, en zeker niet over het succes ervan. Dat doen de lezers nog altijd zelf. Red.: Er worden, met andere woorden, dus geen bijltjesdagen georganiseerd door een beperkte groep die als criterium voor deze activiteit hun eigen subjectieve waardeoordeel nemen? WVDB: Dat wordt wel geprobeerd maar als de lezer met deze groep van mening verschilt is de groep volkomen machteloos, en als de lezer het met hem eens is, is hij overbodig. Belangrijker is het concernwezen. Er wordt onnoemelijk veel uitgegeven in de Lage Landen. De concurrentie is bikkelhard. Daardoor hoopt men door middel van grote omzetten toch winst te maken. En daarvoor wordt geen enkele techniek geschuwd. Goedverkopende lectuur wordt tot literatuur opgewaardeerd. Boeken worden schaamteloos gehypet. Er verschijnt zoveel dat de kwaliteit in de kwantiteit dreigt te verzuipen, dat de lezer door de bomen het bos niet meer ziet. Vroeger brachten uitgeverijen veel minder uit, en over wat ze uitbrachten was zorgvuldig nagedacht. Wie tien boeken uitbracht deed dat als volgt. Twee ervan waren certitudes, daar werd gegarandeerd zwaar op verdiend. De volgende zes gingen van ‘goed lopend’ tot ‘break-even’. En op de twee laatste, niet zelden de lievelingsboeken van de uitgever zelf, werd gegarandeerd verloren. | |
[pagina 677]
| |
Er is vandaag ook een geweldig verloop van personeel in de literaire sector. In de vijfendertig jaar dat ik publiceer ben ik slechts één keer van uitgever veranderd. Vandaag worden uitgeverijen zo snel opgekocht en doorverkocht, in hun geheel of in stukjes, dat je tussen het ondertekenen van je contract en het verschijnen van je boek, al aan je derde uitgever toe kunt zijn. Dit is geen boutade. Het overkwam mijn jongste zoon. Maar ook bij critici en recensenten is er een groot verloop. Dat is nefast. Red.: En het theater, hoe gaat het er daar aan toe? WVDB: Ja, in het theater heb je het fenomeen van de theaterwetenschappers. Ze hebben op een bepaald moment die nieuwe universitaire opleiding bedacht en toen de eerste mensen afstudeerden, moesten die natuurlijk een job hebben. Ze werden als dramaturg aan het gesubsidieerde theater toegevoegd, maar in het begin was hun taak niet zo helder omschreven. Dus maakten ze wat dossiertjes en plakten wat postzegels. Maar ze hebben er zich niet alleen staande weten te houden, ze hebben een belangrijke plek veroverd. Ze hebben intussen grote invloed op zowat alles binnen het theater, programmatie, regisseer- en acteerstijl, you name it. Het zijn duidelijk zelf geen kunstenaars, maar ze sturen wel de theaterpraktijk. Ze verzamelen alles wat er over een stuk te vinden is en maken daar een geleerd dossier van. Op zich is daar niks mis mee, maar het gevaar bestaat dat op een sluipende manier de theaterpraktijk totaal verwetenschappelijkt wordt. Dat werkt intimiderend en ontmoedigend op de acteurs. Ze geloven het allemaal wel, maar hun speelvreugde wordt grondig verpest door die geleerddoenerij. Er zijn heel veel ongelukkige acteurs en actrices tegenwoordig. En ook het publiek is niet onverdeeld happy met deze gang van zaken. Tenslotte wil het in het theater anders aangesproken worden dan in een universitaire aula. Ach, ze bedoelen het misschien allemaal goed, maar wij weten natuurlijk dat zo'n methode niet noodzakelijk de meest positieve inbreng is in een creatief proces... Red.: Nee, inderdaad niet. WVDB: Maar in zover ik daar zicht op heb blijf ik erbij dat het in jullie kunstsector wel het ergst is. Hoe daar een heel kleine groep kan decreteren wat kunst is en wat niet, wie zal toegelaten worden op de Olympus en wie niet, dat is redelijk bangelijk! Red.: Ik hou me reeds een tijd bezig met het zoeken naar andere contextmodellen voor m'n sector... Ben daar in het klein mee begonnen in mijn tijdschrift Amazing Flying Rooms en in de virtuele tentoonstellingsruimte Annex Z-x. Door het gebruik van virtual reality-technieken met hun wonderlijke, oneindig lijkende mogelijkheden, worden de beperkte realiteit en de vastgelegde rollen doorbroken. Er ontstaan tentoonstellingen waarin ik kunstenaars niet alleen de presentatie van hun werk kan laten bedenken, maar waarin ze ook het tentoonstellingsmodel zelf, de context, kunnen ontwerpen en uitvoeren... Maar dit ‘virtuele tentoonstellen met bijbehorende virtuele structuren zoals een virtuele beheerraad, enzovoort’, dat zal jij toch vooral willen verklaren als een vlucht uit de (reële) kunstsector, niet? WVDB: Bwa, je zou het ook kunnen zien als een ongeduldig wachten om toegelaten te worden tot die sector, op jouw voorwaarden dan! In feite kan ook met recht beweerd worden dat jou de toegang ontzegd wordt tot het tentoonstellingswezen, omdat hetgeen je wil laten zien, nooit ofte nimmer getoond zal worden op de manier die jij verkiest. Allerhande kardinalen en pausjes zouden je ‘inhoud’ al op voorhand hebben doodgedrukt. En dus speel je op virtual reality-wijze wat je zou kùnnen maken en tonen en doen, mocht het op jouw voorwaarden kunnen geschieden. Ik vergelijk het met de situatie van jonge schrijvers uit de jaren zestig. Hun werd veel te lang de toegang ontzegd tot de grote uitgeefhuizen en dus begonnen ze uit ongeduld zelf maar tijdschriften en dichtbundels te stencilen! En uitgeverijtjes op te richten... Uitgevertje te spelen... Red.: Kom je de virtuele tentoonstelling in AFRooms, nr. 2, maart 2001, eens bekijken? Zo ja, be aware, want wat een bezoeker zegt kan meteen veranderingen teweegbrengen aan de ruimte en aan wat er te zien is in de tentoonstelling in de ruimte. De wetten van de realiteit zijn er, zoals gezegd, immers anders... Een appel valt er niet noodzakelijk naar beneden, op de grond... | |
[pagina 678-679]
| |
[pagina 680]
| |
WVDB: ...Het volgende moment volgt er niet noodzakelijk het ene moment? Red.: ...Haha, nee... WVDB: Jij wil als beeldend kunstenaar aan testaankooponderzoek doen rond de tentoonstellingen die ze je aanbieden... dat vind ik wel een goed idee. Maar je zou het dan ook elke keer moeten doen, hé, elke keer als ze je ergens vragen en je meedoet? Red.: Wel, ik zou het een eerste keer willen uitproberen op dit contextmodel hier, op dit katernenconcept van DW&B, waar we beiden aan participeren. In dit model meen ik immers nogal veel te herkennen van wat ook in ‘mijn’ kunstsector voortdurend gebeurt... En door zo'n testaankooponderzoek als katernenbijdrage te presenteren krijgen de lezers van DW&B ook de kans om eens, vanuit een totaal andere gezichtshoek, kennis te maken met beeldende kunst. De sector gezien van binnenuit, vanuit het oogpunt van het ‘kunst maken’ zelf als het ware. WVDB: Goed... Begin maar. Red.: Zie jij er wat op toe dat ik in het testaankooponderzoek niet tè vlug tè veel kwaliteitssterren schrap, met andere woorden dat ik niet te streng ‘test’. WVDB: Waarom? Da's toch jouw zaak? Red.: Heb een beetje empathie, hé. Als ik elke tentoonstelling zou ‘testen’, zoals jij me daarnet aanraadde, en ik doe dat tè kritisch, dan zou m'n sector wel eens tweemaal kunnen gaan nadenken alvorens mij nog eens te vragen om deel te nemen aan een of andere tentoonstelling... (Pathetisch geacteerd) Hoe deuk je dat mijn kunstenaarscarrière dan afloopt? WVDB: ... Oké... Je mag het zeker niet te grof spelen... Red.: ... Nee, nee, vind ik ook. Daarom had ik al bedacht om in zo'n ‘testaankoopbijdrage’ misschien steeds een ‘statement’ op te nemen in de aard van: ‘We bedanken die-en-die-en-die voor het toelaten van deze testaankoopbijdrage over hun contextmodel in hun contextmodel. Niets in deze uitgave is bedoeld om (iemand) te kwetsen. Alles is te begrijpen als een poging om de artistieke praktijk zelf in kaart te brengen teneinde aandacht op te eisen in de kunstsector voor de intellectueel-artistieke belangen van het “kunst maken” zelf.’ WVDB: Een bedanking is misschien wel aangewezen, ze stellen zich immers open voor kritiek. Het is voor een organisatie geen evidentie om met zo'n doorlichting in te stemmen... Red.: We komen misschien tot criteria waarop we onze testaankoopstudie kunnen bouwen, door onze werkervaringen met DW&B te overlopen... WVDB: Oké, goed. Begin maar. | |
Criterium 1Red.: Tentoonstellingsorganisatoren voorzien in hun contextmodellen eigenlijk geen tijdsmomenten waarop tussen hen en participerende kunstenaars over ‘inhoud’ van gedachten gewisseld wordt. WVDB: Hoe bedoel je? Red.: Zo bijvoorbeeld hebben wij zestien bladzijden ter beschikking gekregen in dit tijdschrift, met het verzoek ze te vullen tegen de datum die de organisatoren - hier redactie en curator - ons opgegeven hebben. Dat is de enige afspraak tussen hen en ons. Het maakt voor hen dus blijkbaar niet uit waarmee we die bladzijden uiteindelijk vullen. Eigenlijk voelt dat ook aan als een onbeleefd negeren van hetgeen wij ondernemen, van hetgeen wij willen communiceren... WVDB: Misschien willen ze zich niet bemoeien met het creatief proces. Ik zou dus niet zozeer beweren dat ze niet geïnteresseerd zijn in wat er komt te staan op die zestien bladzijden. Red.: En bijgevolg zal deze DW&B-redactie plots geconfronteerd worden met een testaankoopbijdrage over haar blad in haar blad. | |
[pagina 681]
| |
WVDB: Ze doen het zichzelf aan door, zoals je zegt, niet op voorhand serieus over de ‘inhoud’ van het project met ons te praten. Dat is net het probleem dat je aankaart via je testaankoop. Tenzij je denkt dat dat dinertje dat ze voorzien hadden...
Zestien bladzijden te vullen: □□□□□□□ | |
Criterium 2Red.: Een tijd geleden was er inderdaad die brief van de DW&B-redactie waarin een afspraak voor een dinertje werd mee gedeeld... Je kreeg dus ook zo'n brief? WVDB: (Knikt instemmend) Ja. Red.: Deze brief was, vond ik, in een opmerkelijke, bijna bevelende toon opgesteld, vond je ook niet? WVDB: (Knikt instemmend) Ja, eigenlijk wel. Red.: De toon was ongeveer zo: ‘Op dìe dag vergadert de DW&B-redactie op die bepaalde plek en we verwachten je dààr op dàt uur’. En de inhoud van de brief was ongeveer: ‘Terwijl de DW&B-redactie vergadert zal jij, kunstenaar, in een andere ruimte de uitvoering van je katern bespreken met onze lay-outman. Daarna zullen we samen dineren’. De brief toont een soort interactie zoals ze ook in de kunstsector schering en inslag is: namelijk, organisatoren die enerzijds niet wensen dat de kunstenaars die participeren aan hun model, aanwezig zijn bij het intellectuele denkwerk dat ze verrichten rond het contextmodel, maar die anderzijds wel willen dat de kunstenaars aanwezig zijn op hun dinertje, hun vernissages, op café... Ze gaan wel om met kunstenaars als er geen beslissingen mee gemoeid zijn, maar als er gedacht moet worden en beslissingen genomen moeten woorden over structuren en macht in de kunstsector, weren ze meteen en resoluut hun kunstenaarsvrienden, met wie ze zo-even nog een glas stonden te drinken, uit de denk- en beslissingsgroep. Dit dualistische patroon komt in de kunstsector veel voor. Het is er wijdverbreid. Wat zegt dat over de sector? Dat de inspraak van kunstenaars in intellectueel-artistieke aangelegenheden er veel te beperkt is. Als het van de kunstsector afhangt, wordt er niets wezenlijks, niets van belang, besproken met kunstenaars. Dinertje Ons dinertje met een redactie, en niet een vergadering met een redactie, ligt natuurlijk meer in de lijn van het cafébezoek, een fuif, een prietpraatclubje.
Dinertje: □□□□□□□ | |
Criterium 3Red.: Drie maanden ben ik bezig met het project, als ik een tweede brief ontvang van de DW&B-redactie waarin ze meedeelt dat ze het katernenproject heeft uitgebreid. Ze heeft namelijk voor later in het jaar nog een tentoonstelling bedacht met beeldend werk van alle kunstenaars die meewerkten aan één van de katernen in DW&B. De DW&B-redactie vraagt ons ‘beeldend werk’ te leveren, ‘liefst nieuw werk’. Ze schrijft dat ze ons 200 euro zal betalen. Ze heeft ook beslist een boek uit te brengen waarin mede bestudeerd zal worden hoe beeld en taal in de diverse katernen door de kunstenaars aangewend weerden. Kunstenaars denken dus dat ze voor een bepaald project ‘getekend’ hebben en maanden later voegen de organisatoren, zonder de kunstenaars hierin te kennen, er projecten en veranderingen | |
[pagina 682]
| |
aan toe. In hun mededeling hierover aan de kunstenaars, gedragen organisatoren zich alsof het onvoorstelbaar is dat een kunstenaar ‘nee’ zou willen zeggen tegen zulke voorstellen. Met een haast mystiek enthousiasme vertellen ze over deze nieuwbedachte projecten waarin jij reeds als deelnemende pion opgevoerd wordt. Het oogt allemaal heel ontroerend en onschuldig. Kleine lettertjes En toch heeft dit vooral veel weg van de moeilijk leesbare kleine lettertjes in een overeenkomst, alleen lijken die lettertjes hier geschreven te zijn met een onzichtbare inkt die pas na verloop van maanden zichtbaar wordt op het papier.
Kleine lettertjes: □□□□□□□ | |
Criterium 4WVDB: Zegt het testaankooponderzoek nog iets over het boek dat ze zullen uitbrengen? Red.: Dat de DW&B-redactie annex curator met hun plannen voor een boek ook het gekende platgetreden paadje ingeslagen is. Door aan hun katernen een studie te willen vasthangen over de verschillende manieren waarop de participerende kunstenaars er met beeld en taal omgaan, zal men namelijk zo goed als zeker weer voorbijgaan aan wat de kunstenaars zelf communiceren in de diverse katernen. Men had ook kunnen prefereren om een boek uit te brengen waarin ingegaan wordt op de communicatie zelf van de kunstenaars, waarom niet? Maar in de kunstsector is het tot een cultuur verworden om wat de kunstenaars als inhoud, als boodschap naar voren brengen, links te laten liggen, te bedelven onder allerlei afgeleide beslommeringen. Laat ik dat verder oneerbiedig ‘het gereutel’ noemen. Als je als kunstenaar iets doet, komt er meteen iemand naast jou en je werk staan die ‘datgene wat je communiceert’, naar de achtergrond weet te verhuizen, door er meteen een discours overheen te gooien waarin hij je boodschap relativeert door ze in een historisch kader te duwen, vervaagt door ze in een sociologische saus onder te dompelen, negeert door er een algemeen cultuurwetenschappelijk verhaal aan vastte knopen, enzovoort. Als je als kunstenaar iets doet in de kunstsector, dan richt je je dus feitelijk tot lege muren. Als je als kunstenaar communiceert: ‘ik heb honger’, dan zal echt niemand van die mensen je een appel in de hand duwen of je zeggen waar de meest nabije supermarkt is... Een eerste ‘wetenschapper’ vlooit je opmerking na op je uitspraak van de klinkers. Een andere start een onderzoek naar welke kunstenaars ook nog ‘inhoud’ aanbieden die begint met ‘ik heb...’ En nog een andere gaat in een studie na hoeveel kunstenaars reeds gewerkt hebben rond specifiek ‘ik heb honger’... Vervang het thema ‘ik heb honger’ door gelijk wat voor ‘inhoud’ of opmerking die je als kunstenaar aanbrengt: de sector zet zich in autorepeat, hetzelfde dovemanspatroon zet zich in gang. WVDB: ...Hetzelfde oorverdovende en oogverblindende pseudo-discours... Red.: De kunstsector vraagt de kunstenaar uiteindelijk alleen om ‘inhoud’, om die vervolgens te kunnen negeren. Er is een routine aan het werk waarbij onze inhoud als broodnodig ervaren wordt, uitsluitend als een radertje in een zichzelf instandhoudend apparaat dat een ander radertje, met name ‘het gereutel’, draaiende moet houden. Dit selectief, gericht negeren door de sector van wat de kunstenaar communiceert, verhindert kunstenaars via hun werk, via hun inhoud of boodschap, een zeg te krijgen in de sector. Het wordt hen onmogelijk iets mee te bepalen in de sector. Ze zijn geen partners in een sector die zich nochtans naar de buitenwereld toe ‘kunstsector’ laat noemen. Wat onze testaankoopkatern betreft, bijvoorbeeld, zal in het uit te brengen boek waarschijnlijk aandacht besteed worden aan het feit dat we een tijdschrift, namelijk Amazing Flying Rooms, door toepassing van virtual reality-technieken in een beeldende vorm ingevoegd hebben in een | |
[pagina 683]
| |
ander tijdschrift, namelijk in DW&B. Misschien zelfs met positieve appreciatie: ‘dat hiermee een “originele” vermenging van beeld en taal ontstaat’. Maar men zal er geen rekening houden met of een positie innemen tegenover de testaankoopstellingen die we hier ook prominent naar voren brengen. WVDB: Met je testaankoop ben je eigenlijk bijna zoiets als een stakende kunstenaar? Red.: Hmm, het lijkt er wel iets van weg te hebben... Zo'n testaankoopverhaal als ‘inhoud’ aanbieden in de kunstsector... dan zijn we toch enigszins quitte... Zij negeren onze communicatie in hun richting. En wìj negeren hun communicatie in onze richting, die steeds dezelfde is: ‘kunstenaars, geef ons vooral “inhoud” zodat we hemen jullie kunnen negeren en wij ongestoord verder kunnen reutelen’. WVDB. Maar wordt zo'n testaankooponderzoek, als je het in de DW&B-katern plaatst, niet automatisch geannexeerd door de sector? Je zou het beter op aparte losse bladen in de katern steken. Voorzie in de katern ook op de geëigende plaatsen kadreringen. Als hij dat wenst kan de lezer de testaankoopbladen dan inplakken.
Het gereutel: □□□□□□□ | |
Criterium 5Red.: De deadline is in dit contextmodel een eerder negatief beïnvloedende factor geweest op het creatieve, artistieke proces. In februari/maart was de deadline voor het inleveren van onze bijdrage voor DW&B nog november, in mei kom ik er toevallig achter dat de deadline verschoven is naar midden juli. WVDB: Ja, ik dacht ook dat het november was. Tot jij mij e-mailde dat alles was vervroegd. Ik dacht eerst nog dat je het verkeerd voor had, maar je had gelijk. Red.: Ik ben beginnen vermoeden dat die deadline wel eens vervroegd kon zijn toen ik die brief van de DW&B-redactie kreeg over dat dinertje en hun vergadering: het feit dat die afspraak voor het dinertje zo dichtbij lag, en de katern pas in november werd verwacht, deed mij vrezen dat de deadline wel eens vervroegd kon zijn... Het is ongehoord dat men jou noch mij op de hoogte brengt van zo'n belangrijke wijziging! WVDB: Dat is onvermijdelijk een paar testaankoopsterren minder! Red.: Ha, ha, ja, dat vind ik ook. Daar zijn we het over eens dan. Deadlines als creatiebepalers Red.: Zoiets bepaalt wat je creëert natuurlijk. Ik wou namelijk aanvankelijk iets overkoepelends maken, iets dat in deze katern zou beginnen maar ook in een eigen publicatie verder zou lopen. Maar doordat plots eenzijdig die deadline met de helft vervroegd wordt, laten ze mij achter de feiten aanhollen. Ik moet maar zien dat ik er vlug in slaag het project in te korten, dat ik het concept, dat intussen zijn vorm gekregen heeft, weet aan te passen.
Deadlines: □□□□□□□ | |
[pagina 684-685]
| |
[pagina 686]
| |
Cera Foundation wil een zinvolle bijdrage leveren aan de samenleving en dit onder meer via literatuur en beeldende kunst. |
|