met zichtbaar en onzichtbaar schrift, de Letter Gods.
De mens is onderweg, zo reist de tekst verfijnd
(vóóreeuwig, bovenordelijk, geheimnisvol)
door commentaar en meditatie zonder eind
met enig-zijnde multipliciteit.
Het onderwerp is de concentratie, nodig voor het kunstwerk, in casu de poëzie. De vergelijking is met het joodse gebed. De biddende bekleedt zich met het bededoek, enzovoort (alles uitgelegd in het gedicht). Tetragrammaton: de vier letters van de naam van God.
1. De naam van God. Denk aan Gezelle: het Schrijverke schrijft... de naam van God. Alles is God: je kan niets anders schrijven dan Gods naam. Toegepast op het gedicht: het onderwerp van het gedicht.
2. De kwasten symboliseren het getal van God (letters zijn ook cijfers in het Hebreeuws). Toegepast op het gedicht: de prosodie.
3. De Wet. Toegepast op het gedicht: de taal. De dichter kan alleen gehoorzamen aan de wetten van de taal (het systeem, de maatschappij).
4. De Letter: de tekst, het mysterieuze heilige geheel, dat in de eeuwen der eeuwen uitleg (exegese) en meditatie vergt.
God: symbolisch voor het ons ver overtreffende Al, of het superego.
8 februari 2003