broodroosters en koelkasten verkoopt en koude harde dingen die geen leven in zich hebben.’
‘Kip is er niet meer,’ zei de vrouw, ‘maar ik kan je onze speciale visschotel aanraden.’
Het meisje mocht al aan tafel gaan zitten, in afwachting, achter namaakplanten niet ver van een oude vrouw en een jongen met een knalrode pet op zijn hoofd. Hij was ongeveer zestien jaar, zijn lichaam groeide sneller dan zijn gebaren konden bijhouden, hij moest nog wennen. Hij hield een koek in de hand, haalde het papiertje eraf, nam een hap en zei tegen de grijsharige vrouw op stille, vertrouwelijke toon:
‘Ik weet niet... het is vreemd... mijn ouders hebben het niet eens gedaan... maar trouwen wil ik wel.’ Zij wou niet trouwen... met niemand... omdat ze wist dat hij vroeg of laat toch ging sterven.
- Hoe lang zijn jullie al bij elkaar?
- Drie maanden.
Hoe de gerimpelde vrouw traag knikte en dacht, drie maanden is niets, voor een jongen met een pet is drie maanden een lange tijd, je weet niet hoeveel leven er nog voor je ligt, en hoeveel tragedies en hartaanvallen en baby's heel natuurlijk zullen volgen, natuurlijk vergeten zullen worden door de tijd.
De vrouw was weduwe, haar man was al jaren dood, de jongen zou over tien, twintig jaar niet meer weten met wie hij ooit eens na drie maanden wilde trouwen.
De vrouw zweeg en het meisje wist dat ze dacht ‘het is belangrijk dat ik luister en nier mijn eigen verhalen begin op te hangen, verhalen over mensen die jij nooit hebt gekend zoals mijn man Fred, hij was mijnwerker en had maar drie vingers aan elke hand; hij had steeds last van koude voeten.’
In het hoofd vol kraaienpoten schitterden de ogen, haar voorhoofd had diepe golvende groeven.
Lichte beats woeien door de ruimte en de vrouw begon over muziek. Ze vond nieuwe muziek erg interessant, zei ze, maar ze was niet goed op de hoogte. Als ik een album van popmuziek zou kopen wat zou je me aanraden? Zij was te dik, zij was soms eenzaam maar daar wilde ze liever niet aan denken.
Het meisje dacht: Dit lichaam moet uit de buurt blijven van oude mensen, aftakeling, want dat is de volgende stap. De stap die dit lichaam nooit zal zetten.
Op straat stopte een meisje met in elke hand een zware lederen koffer. Hoe ze de armen liet zakken, haar vingers strekte, een vuist maakte om het bloed sneller door haar lichaam te laten gaan. Haat gezicht stond verkrampt, een ingespannen trek om haar kleine mond. Ze wisselde de pakken van hand. Zij dacht niets, de koffers trokken haar naar de grond,