[2001/1]
Beste lezers,
In zijn inleiding schrijft Commissaire au Livre Marc Quaghebeur dat zijn leven tot nu toe gewijd is aan de bevordering van de Franstalige Belgische literatuur, die ‘lange tijd te lijden heeft gehad van versmading en zelfversmading binnen de Franstalige wereld’. Voorts heeft hij het over een ‘toestand van randcultuur, van zich bovendien langs de rand bewegende randcultuur, in de nabijheid maar toch op een afstand van Frankrijk’. Tegelijk vindt hij België een writer's country, met zijn cocktail van Germaanse en Latijnse invloeden.
Ik vermoed dat heel wat Vlaamse schrijvers zich in het bovenstaande discours herkennen.
Dan rijst de vraag: waarom kennen die twee Belgische taalgebieden niet eens elkaars literatuur en kunst? Of kijken de twee regio's op elkaar neer omdat ze denken dat hun regio toch nog net iets belangrijker is dan de andere? De Franstaligen uit België kunnen argumenteren dat ze behoren tot een veel grotere cultuur, en de Vlamingen dat ze proportioneel meer betekenen in de Nederlandstalige literatuur. DWB wijdt nu een aflevering aan de literatuur en plastische kunst uit Franstalig België.
Ik moet een beetje beschaamd toegeven dat ook ik - toch een geboren Brusselaar - verrast opkeek bij het lezen van de teksten uit Franstalig België die door Jan Baetens werden geselecteerd en door Chris van de Poel en Jan H. Mysjkin vertaald. Variatie en vernieuwing zijn de sleutelwoorden. We zijn ver weg van de soms hoogdravende en naar het abstracte neigende schrijvers uit de Franse taalgebieden. Ik denk aan de agitprop gedichten van Vincent Tholomé, de absurde teksten van Nicolas Ancion, de onderkoelde schetsen van Yves Wellens, de lichamelijke taalstroom van Carl Norac, de autofictionele beschouwingen van Karel Logist (Gilles Korta), het encyclopedisme van Patrick Roegiers, de taalexperimenten van Otto Ganz, enzovoort.
De keuze van Jan Baetens is zonder meer eigenzinnig: hij beperkt zich tot de recente productie