[2000/5]
Beste lezers,
Een nummer waarin zes jonge Vlaamse dichters, die recent hebben gedebuteerd, wordt gevraagd om een poëticale tekst te schrijven en enkele nieuwe gedichten te bezorgen? Wil DWB de zoveelste nieuwe generatie in het leven roepen, of worden hier zomaar wat dichters bij elkaar geharkt?
Samensteller Johan Reyniers laat de vraag open, en hoopt het antwoord te vernemen bij de presentatie van de aflevering op tien oktober in de Brusselse Kaaitheaterstudio's. Dan zullen vijf van de zes dichters (Jan Lauwereyns is wetenschappelijk medewerker aan de Juntendo University in Tokyo) en moderator Mare Reugebrink over de genoemde kwestie discussiëren.
Waarom alleen Vlaams? Als je in Nederland op zoek gaat naar enkele debuterende dichters, kom je bijvoorbeeld terecht bij Peter van Lier, Marc Kregting, Piet Gerbrandy, René Puthaar en Ilja Leonard Pfeijffer. Behalve laatstgenoemde allemaal ouder dan 35. Dat mag, maar dan rijst de vraag: waarom komen de interessantste jonge dichters momenteel uit Vlaanderen? Want het Vlaamse zestal is overwegend jong.
Wat hebben ze zoal mee te delen? Sommigen schrijven dat ze geen poëticale tekst willen schrijven (Paul Bogaert en Peter Holvoet-Hanssen) of schrijven hem in versvorm (Jan Lauwereyns), anderen (Miguel Declercq, Paul Demets en Johan de Boose) maken een fragmentarische tekst, waarin ze vooral geen afgeronde visie willen formuleren. Zo blijven ze natuurlijk uit de klauwen van de critici, maar vertellen ze dan nog iets? Ik denk het wel. Natuurlijk niks kant-en-klaar, dat zit er gewoon niet meer in, en dat interesseert ze ook niet: ‘We zien u graag terug na de reclame. Post-Auschwitz, post-Adorno, post-post. Regie: bij ontstentenis van ideologie’ (Demets). Maar wel leggen ze de klemtoon op het vloeibare