environs van mijn insijpelend dak, mijn gedelabreerde façade, mijn lekkende en smekkende dakgoot. Daar, en daar alleen!, zal jij met de niet te onderschatten hulp en bijstand van troffel, vuurvast cement en lasgerief jouw heerlijk hiernamaals vinden en verdienen.
Jij vroegoud, kiekenbebreind konijn, jij die angst en beven kent en wreed veel vreze voor de apocalyps (en tegelijkertijd naar die eeuwigste verwoesting lijkt te snakken), jij, mijn tristessegelijke vervloekte knape, luister naar mij (het is naar een oude die 't al weet en heeft meegemaakt, het is die waaraan jij luisterlijk een oor moet lenen), luister oprecht ingoedtens naar mij, luister: op de schaal der menselijke nietigheden betekent deze cijferommekeer weeral nog een keer niemendalle: dat nieuwe wezen en aangezicht met de drie nullen betekent minder intrinsiek gewicht dan de weging van een netenscheet in een fantafleske dat uit zuiver versleten lucht werd opgebouwd. Dat nietgewicht zal bij de rest der andere nietigheden van de menselijke historie worden bijgeteld. En de uitkomst, om zo te zeggen de som, zal wederom iets wezen dat uit louter stinkend luchtige nullen zijn voortbestaan zal kennen.
Nee, mijn arme jongen, het is maar beter dat deze eeuw jankend op sterven en in lijke ligt, zodat wij, voortstrompelende sletsendragers, met een verzwikte enkel en hinkstapspringerig pardoes in een nog doodziekere epoque kunnen belanden. Want heeft die louche twintigste eeuw (het luizigste tijdsgewricht aller tijdekens!) ons niets dan schade opgeleverd, de eenentwintigste (Pauvre Malraux! Il pensait que le siècle prochain serait spirituel alors qu'il ne sera que matérialiste et biologique avec ses moutons électriques en Cyberspace et ses cris triomphants: ‘On va faire l'amour, le Kama-sutra et tout, dans l'espace sans la Loi de Newton!’) zal er daarom niet minder verschrikkelijk om wezen.
De klare lijn, mijn arme Jackie, de klare lijn van het ontdoornde, onkruidvrije pad dat in onze binnenkant uitgetekend werd en in onze handpalm staat geschreven, die montere wegel zal nog duchtiger met de doezelaar worden bewerkt en weggefrot. De astrante smeerlapperij van de nieuwste wangoden, waarbij Belial en zijn boze zusters verbleken en onschuldige geelschijters worden, dat zal pieterstaal en norm en sokkel zijn, het grondpilarig fondament waarop wij, jij mijn dwaas vriendeken en ook ik, zullen trachten te bougeren.
Kom tot jezelf, mijn lieve godverdoemde kameraad, sta op van die vervloekte beddenbak en kom los van de erosie van de tijd, ontwaak uit die lethargie, die dadenloosheid die het gat in de ozonlaag niet dichten zal, sta recht, trek je beste overall aan en vlieg naar de Mont om mijn geheime paleisje met de inventiviteit en werkkracht van jouw gouden pollekes zijn vroegere glorieuze staat van smetteloosheid weder te geven.
Julischatten, mijn vervloekt zoete vriendeke, julischatten in een zondige zomer, met wilde, bijkans exotische warmte en wat weet ik al en al, vergeet die dingen, kameraad schavelingen, vergeet ze, vergeet die nostalgieke aromaten, want zij komen niet wederom, wij zullen ze nooitement nog tegen onze slijmvliezen gewaar worden. Het zijn affaires uit een vorig leven, Jackie, dingen uit een vorig bestaan, geuren en maneuvers en mouvementen en snufkes uit getijden die omtrent het jaar stillekens naar de verste landen waar het altoos kerstemis is zijn gevoyageerd. (En hierbij vraag ik mij plotseloos af of zij ooit zo echtig hebben bestaan lijk nu, al die fijne gestes en fraai riekende stankjes, hebben wij ze niet eerder gesublimeerd en valselijk in onze memorie overdreven gekoesterd om ze, met leugenachtig opgeblazen gaaf en perfect poudre-deriz velleken en al, in onze ziel verder door de jaren mede te sleuren gelijk een sussende