En 't is dat tBöbken zich weer zo weirdo voelt. Een beetje op den dool, misschien, hm? Het zal wel aan de chichi en het verveelde dédain liggen, waarmee de UNHCR-del van dienst mij daarstraks ontving - weer zo'n onbelangrijke persrat, terwijl ze nom de dieu met een schrijver te maken had - en routineus menselijke misère omzette in achteloze cijfertjes en verachting voor de Albanese regering: ‘Le gouvernement? C'est le bordel là-bas.’ Jazeker, tmeiske was erg met zichzelf ingenomen: als je bij de UNHCR werkt, behoor je tot het ras van de bestbetaalde Hulpverleners van deze Eeuw, die in witte en air-conditioned 4×4 Toyota Land Cruisers door vluchtelingenkampen sjezen en zich moeten inhouden, of ze rijden een meter boven de grond. Ouai, ouai, c'est le bordel ici, hein, dans les pays sous-développés. Génial, ouai?
De sous-développés hebben anders ook interessante quotes die de gevoelige zenuwtjes van tBöbken prikkelen. ‘Hoe hoger de bergen, hoe wilder het volk!’ orakelde vertaler Gotuz Kola daarstraks, met zijn haviksneus hakkende bewegingen in de vier windrichtingen makend, waarna hij me de rigoureuze principes van de Hakmarrje, de Albanese bloedwraak, uit de doeken deed.
Hoe hoger de toppen van de (literaire?) ambitie, hoe zotter de schrijver. Ik heb geen heersersneus, maar mijn ego hakt vrolijk de vier windrichtingen in de pan.
Want wat zit ik hier anders te doen in het noorden van Albanië, in een bergstadje op de Kosovaarse grens dat je moet gezien hebben om het te geloven? Met moddersporen als straten, rottende cementkubussen als gebouwen en meer dan honderdduizend vluchtelingen, die als objets trouvés van een geschifte kunstenaar op plastic zeiltjes in de vriezend kouwe sneeuwmodder zitten te zitten. Die honderdduizenden Kosovaren vormen samen een onderdeel van de Vluchteling, tmoge zijn buik, zijn armen, of zijn achterwerk zijn, tkan me niet schelen. De arty farty filosoof Bernard-Henri Lévy schrijft vluchteling vaak met een hoofdletter in zijn boeken, wat me altijd heeft geïrriteerd, maar nu neem ik willens en wetens zijn typisch Franse pompeusheid over. 't Is er het weer voor.
Ik heb hem de jongste jaren verscheidene keren gevolgd, die Vluchteling, en ik verbaas me erover hoe ähnlich hij telkens weer is, in welk land ik me ook bevind. De Vluchteling valt in herhaling en zoals we allemaal weten, Annie (Come Quick And Get My Gun): de hel is de herhaling.
Daarstraks stond ik op een bergtop, in alweer een hagelbui die blauwe, bruinrode en gele lichtslingers weefde tegen de achtergrond van de rauwe, mistige Albanese bergen, naar een Kosovaarse karavaan te koekeloeren die plasticflapperend en tractorkuchend een bergweg afdaalde, slippend, tegen elkaar botsend, occasioneel in het ravijn stortend. In deze toestand leken de Kosovaren op levende echo's uit een onfatsoenlijk bruin getint verleden, maar in Kosovo bezaten ze schotelantennes, een huis, een toekomst. Nu zijn ze, net als alle vluchtelingen waar ook ter wereld, gereduceerd tot Nieuws.
Nieuws is het Moment, dat is alles. Geen verleden, geen toekomst. De Eeuw van de Vluchteling, de Eeuw van het Nieuws.
Ay, Annie (My Gun Is Aiming At You), wat was ik goed op dreef, vond ik zelf, zeker toen ik in mijn doorweekte notitieboekje hanepoterde: ‘De Eeuw van de Hakmarrje’. Gelukkig was ik door de ijle lucht en het zielige tafereel onder mij nog niet te ver heen om te begrijpen dat ik in mijn geschonden hoogmoed BHL naar de kroon wilde steken