Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 144
(1999)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 682]
| |
Tot hier de phenomenologie van de moderne poëzie.Een besluit? Daar is er geen, zeker niet in dit artikel waarin wij alleen hebben willen beschrijven, niet oordelen. En er is ook geen besluit te geven omdat deze ‘langage’ of woordstijl nog volledig in wording is en morgen nieuwe generaties aan de hier aangeduide principes gans nieuwe interpretaties zullen verlenen. Aan alle zijden staat deze poëzie dus open en zoals alle ware kunst kent zij slechts één band: de klop van het kunstenaarsbloed. Uit die éne band valt niet af te leiden wat morgen zal geapprecieerd of geweigerd worden, en zeker niet wat morgen zal gedaan worden.
Ook het afwegen van een oordeel tussen de zogenaamde eeuwig poëzie en de moderne, is niet mogelijk en zou ons alweer buiten het verband van dit artikel leiden. Wij hebben zeker onze voorkeur en zij is hierboven genoeg naar voren getreden, opdat wij ze thans niet meer zouden moeten onderlijnen. Zij kan gemotiveerd worden door éne, algemene vaststelling: de moderne poëzie neemt al het waardevolle van de andere over: zij is menselijk, gebonden (niet aan de versificatie, maar aan het hart en aan de dromen van de dichter) en zij reikt naar het eeuwige. Maar zij is veel meer. In de eerste plaats is zij POEZIE en geen biecht of geen wiskunde. In de tweede plaats wijst zij het tijdelijke niet af voor het eeuwige, maar weet dat de eeuwigheid in dichtkunst slechts bereikt wordt langs het tijdelijke heen. Ten derde spreekt zij minder onze individuële jaloezie of weemoed uit, dan zij een naam schenkt aan al wat wij gemeens hebben met de mensen rondom ons.
Maar deze voorkeur voor de moderne poëzie mag het grote verschil, dat tóch bestaat, niet uit het oog doen verliezen. De dichtkunst van de eenvoudige menselijkheid in het eenvoudige woord is van alle tijden, maar meest nog van een tijd waarin een gelukkige harmonie heerst tussen verstand en gevoel, gemeenschap en enkeling, politiek en spel. De moderne poëzie is van onze tijd en voorts van alle overgangstijdperken, wanneer de wereld naar het puin riekt en de voelhorens uitgestoken worden naar nieuwe waarden. Deze poëzie werkt immers mee aan een tijd. Zij speelt haar rol in de evolutie van de mens. De eeuwige poëzie is ook de minst-noodzakelijke op het tijdelijke plan. Precies omdat ze eeuwig is, kunnn wij ze vandaag (om slechts een welomschreven tijdsbepaling te geven) | |
[pagina 683]
| |
missen. De poëzie van het genre dat we hier trachtten te beschrijven, zal in tijden van rust als kindergestamel of als romantisch vertoon voorkomen (dat doet ze thans ook voor mensen, die terecht of ten onrechte de rust menen gevonden te hebben). In onze tijd en in iedere tijd die zoals de onze in het verleden of in de toekomst leeft, maar nog geen eigen waarden heeft, vervult zij een essentiële functie en is zij de getrouwste expressie van al wat wij denken, voelen, dromen, hopen en zijn.
De naar constructie schreeuwende chaos van vandaag is haar domein.
Nieuwjaar 1951.Ga naar margenoot+ |
|