Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 144(1999)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 372] [p. 372] Hubert van Herreweghen Kornoeljebloed (oktoberwandelingen in de Luberon, een gedachtenis) I Anna Tijloospurperen oktober van de campanula nauw van de volgedronken druiven van verschroeide distels blauw van karmijn de bessen rood violet en vermiljoen het is ochtend in oktober langs het pad met mossig vel het is ochtend het wordt laat als een neveltje gaat zweven voor de bergwand en het woud gloeit de dag nog in oktober grauwt de gloed al voor de noen van het zilver onder 't lover leven wordt van gloeien oud morgen is al 't zilver lood. Anna zit daar op een steen. [pagina 373] [p. 373] II Opgespat kornoeljebloed Opgespat kornoeljebloed van de lijsterbek gedropen op de rots met rossig vel van het zilver onder 't lover tondelzwam en kantarel hagedisje op een menhir bokje steekt zijn snuit uit 't hout het is ochtend in oktober slee saffier en rode vlier marjolein onder de voet zilverschoon klavertjevier tijm en akkermunt oktober grootse zomer is aan 't ebben sap en kleur vechten om dood goud en zilver morgen lood. ‘Anna waarom weende gij?’ [pagina 374] [p. 374] III De moiren Zie ze langs de bergwand zweven de drie zusters in de webben die ze weven zelf gekleed met kristallen van de dauw die ze wenen vol ze hebben van de bottels van de rozen ruig paars klokje in de wei het oker in de gravingen licht van lila door tijlozen van de dromen in de dingen van het onafwendbaar lot schikgodinnen de drie Moiren van de grond de bloem het pluis van de zomer van de dood van het aangedonkerd goud als hun kleed ervoor komt schuiven van het ros en roestend groen van dat zwartend zilver weet van wat kinderen wenen doet en die zolang kinderen waren wij verstillen voor 't gezicht 't landschap doet zijn ogen dicht voor wie morgen sterven moet. [pagina 375] [p. 375] IV De lege steen Van wat was en komen moet in de lucht het land het leven de zeegroene ganzenvoet van wat spoorloos vlucht in 't hout van wat kinderen wenen doet en die zolang kinderen waren angstig in hun overmoed wandelaars die staan te staren naar 't verpaarsen van een gloed ze verkillen in hun bloed van wat leeft en sterven moet de herfstmoiren in hun webben hebben van de winter weet. Zie ze langs de bergwand zweven. Het is middag. Het is laat. ‘Vraag niets. Denk niet dat ik ween.’ Het is middag in oktober. 's Zomers magnum opus lood. Anna zat daar op een steen. Vorige Volgende