Schrijvers op post Antwoorden van Willy Spillebeen op enkele ‘listige vragen’ van/voor DWB
1. Waarom overvalt u elke dag uw postbode met liefde?
Zou u merken dat u plots een nieuwe postbode aan de deur kreeg?
U kijkt uit naar de dagelijkse ronde. Waarom? Hoe groot is telkens uw teleurstelling?
Helaas, ik zou mijn postbode veeleer met wrevel dan met liefde moeten overvallen. Het is een nieuw gevoel en het heeft niets met de postbode, alles met het postwezen te maken - wat een ergerlijk, lamlendig en onbetrouwbaar ‘wezen’ is dat ook geworden! Er was een tijd dat de postbode - altijd dezelfde, een goede kennis, bijna een vriend - langskwam op een uur dat ‘de dag (openging) als een gouden roos’ om Gorter even te citeren. Later kwam hij ‘voor dag en dauw’ om het bij Nijhoff te houden en begon elke dag met een ongeschoren, ongewassen rennen naar de brievenbus, waarop (meestal) een slome klim naar de badkamer volgde. Nu komen de postboden - allemaal onbekenden, om de haverklap een andere en ze hebben allemaal amper de tijd voor een groet - heel prozaïsch vaak pas tegen zowat één uur bij ons aan. Dan heb ik me allang gewapend om de dag door te komen tot de avond valt. Of het althans geprobeerd. Want het wordt alsmaar moeilijker: er vallen te veel brieven met een grijze rand in mijn bus.
2. Wat is de mooiste brief die u ooit ontving?
De mooiste brief die ik ooit ontving, was eigenlijk een pakje. De herinnering eraan is evenwel zoet-zuur. In de late voormiddag, voorjaar 1959, kwam ik thuis uit de school in de Kunstenstraat (jawel), waar we toen woonden. Mijn aardig buurvrouwtje riep me binnen in haar gang die geurde naar geparfumeerde zeep. Een pakje. En de facteur had het niet in de brievenbus gekregen. Ik wist al wat het was. Opende het nerveus. Zei apetrots: ‘Anne-Marie, dit is mijn eerste boek.’ Ze pakte het vast. Las ‘De spiraal’ en lachte. Ironisch, heb ik later gedacht. ‘Het is een kleintje,’ zei ze. (Een spiraaltje, dus.) Ze bladerde er even in. ‘En er staat ook niet veel op de bladzijde,’ zei ze. Wat nu? Korte tijd later zijn we daar verhuisd. Het heeft enige tijd geduurd voor ik doorhad dat mijn buurvrouwtje me een vrij exacte, zij het uiterlijke, definitie van poëzie had gegeven.
3. Beschouwt u brieven-schrijven als een vorm van geestelijke hygiëne?
Jezus, nee! Was dat zo, dan zou ik toch maar een ergerlijke smeerpoets zijn. (Ben ik niet! Ben ik toch niet?) Want ik ben als de dood voor brieven-schrijven, al doe ik wel