Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 143
(1998)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 660]
| |
[pagina 661]
| |
Dr. Hubert Lampo2280 Grobbendonk, 7 juni 1998
Waarde vrienden,
Gewoonlijk reageer ik niet op het verzoek één of ander stukje uit mijn mouw te schudden. Ditmaal doe ik het wel. Het begrip ‘post’ roept nogal wat gedachteassociaties bij me op, ofschoon ik niet bij alle kan stilstaan. Die gedachteassociaties houden grotendeels verband met het verschijnsel dat voor een oude man als ik er zo enorm veel veranderd is in de wereld, van de verloedering in de media, via het voorsorteren van de huishoudelijke afval, het dichtslibben van de autowegen en van het geklooi met tekstverwerkers tot en met voetbaldebielen volgeladen Boeings. Althans voor de ondeskundige buitenstaander die ik ben, is er één zaak onveranderd en rechtop gebleven: de post. Hoewel niet drie keer daags, zoals in mijn jonge jaren, en niet meer op zaterdag en zondag, komt nog regelmatig de postbode langs en nog regelmatig zit ik op zijn komst te wachten. Hij behoort tot ‘de dingen die niet overgaan’. Niet alleen daarom is het evenwel dat ik de post een warm hart blijf toedragen. Het houdt verband met een kleinigheid die ik als beslissend voor mijn leven beschouw. De zaak zit als volgt in elkaar. Reeds in mijn kinderjaren (en vermoedelijk meestal in de komkommertijd) verschenen er wel eens rare berichtjes in de toenmaals minder veeleisende pers. Dergelijke berichtjes vertoonden telkenmale een ontstellende eenvormigheid en van noemenswaardige varianten was er nooit sprake. Een nooit nader genoemde of gesitueerde persoon zou een brief of een prentkaart hebben ontvangen, die blijkens het onbetwistbaar exacte stempel lange tijd, zelfs meerdere tientallen jaren geleden gepost zou zijn en er, laten we zeggen een halve eeuw of zelfs aanzienlijk meer, over gedaan hebben om bijvoorbeeld van Roeselare in Antwerpen terecht te komen. Hoe dit mysterie te verklaren werd er in de desbetreffende krant nooit aan toegevoegd. Als kind voelde ik er mij door gefascineerd. Later zélf jarenlang freelancejournalist kon ik mij uit een vage professionele solidariteit moeilijk voorstellen dat één of andere collega zich zomaar een bladvullend geintje had veroorloofd. Hoe onbeduidend en vermoedelijk zelfs imaginair zo'n dagbladberichtje ook was, voor mij werd het mettertijd zoveel als een journalistiek archetype, dat zich kennelijk in mijn onbewuste vasthaakte. Nu alweer haast veertig jaar geleden, overigens in een bijzonder moeilijke periode van mijn leven, scheen het uiteindelijk voldoende radioactief opgeladen te zijn om het onbewuste te verlaten en vat op mijn bewuste te krijgen. Hiervan was het gevolg dat in een minimum van tijd mijn meest bekende roman, De Komst van Joachim Stiller, ontstond. In dit boek gaat het om het volgende. De schrijver en journalist Freek Groenevelt ontvangt een brief waarmee hij geen weg weet. Ondertekend door een hem volstrekt onbekende Joachim Stiller schijnt deze opvallend van zijn dagelijkse leven op de hoogte te zijn. Nog veel onbegrijpelijker is het feit dat onbetwistbaar deze missive een poos voor Freeks geboorte op de bus is | |
[pagina 662]
| |
gedaan, wat blijkt uit de duidelijke afstempeling, alsook later uit een laboratorium-analyse, waaraan Groenevelt het document laat onderwerpen. Van dit ogenblik af wordt hij geconfronteerd met een aantal minder of meer onverklaarbare gebeurtenissen, die zijn realistische kijk op het leven op losse schroeven zet. Alle houden zij verband met de pas aan het slot lichamelijk ten tonele verschijnende Joachim Stiller en ook wel met een angstaanjagende bedreiging (de koude oorlog is volop aan de gang) waarvan de mensheid het voorwerp schijnt te zijn. Aan deze noodlotsbestemming blijkt een einde te komen nadat de zich eindelijk in levende lijve in Antwerpen manifesterende Joachim Stiller door een legervrachtwagen wordt doodgereden en ‘ten derden dage’ uit het lijkenhuis verdwijnt. Zonder Barnumreclame en tegen de zin van een bepaalde kritische maffia in schoot het boek als een drietrapsraket de hoogte in, waarover ikzelf het meest verbaasd was. Mettertijd heeft de overtuiging in mij post gevat dat ik nooit op de gedachte van het schrijven van De Komst van Joachim Stiller zou zijn gekomen zonder de post en de haar toegeschreven komkommertijdmythe van brieven die met zowat een halve eeuw vertraging tenslotte toch hun bestemming zouden bereiken
Tot daar en met hartelijke groeten, HUBERT LAMPO Hubert Lampo |
|