Buggenhout, 27 mei 1998
Beste Copains,
Ik heb de Post lief, jawel, maar dan op een zeer seksistische manier: ik néém veel en gééf weinig. Ik heb begrip voor een staking in om het even welke sector, maar van mijn onder overwerk kreunende postbode verlang ik dat hij, onderbetaald, dagelijks en stipt, door ijzel en hitte de post naar mijn brievenbus blijft zeulen. Dit soort van liefde. Want de brievenbus is mijn minnares. Ze beantwoordt zelden aan mijn verwachtingen, precies zoals men zich van een minnares voorstelt. Ze moet verrassen. Ze verrast me weliswaar nog maar zelden, maar dat zal wel met mijn leeftijd te maken hebben. En met het gegeven dat ze mij trakteert op een overvloed aan omslagen waarop een voorgedrukt adres kleeft, uitnodigingen voor niet te missen premières voor toneel of film, voor vernissages, voor presentaties, vragen om financiële steun, overschrijvingsformulieren van de belastingdiensten...
De liefde voor de post in het algemeen en mijn brievenbus in het bijzonder ontstond, zo vermoed ik, door gebeurtenissen in mijn ver verleden: een uit de lucht gevallen bericht over een eerste literair prijsje, een onverwacht contract voor mijn romandebuut. Het was in ieder geval voldoende om bij elke verhuizing bezorgd de kwaliteit van de brievenbus te controleren. Mijn huidige heb ik zelf kunnen ontwerpen: een robuuste bakstenen zuil, hol op de juiste plaats, een brede gleuf om het de postbode makkelijk te maken, een luifel die moet beletten dat al wat mij wil verrassen doorweekt raakt. En, belangrijk, aan de tuinzijde een goed geolied deurtje mét venstertje, zodat ik vanuit het huis kan zien of de postbode al voorbij zijn vorige buurtpraatjes is geraakt. Ik hoef dus geen tien keer onverrichterzake over en weer naar de brievenbus te lopen.
Ik gééf heel weinig, zei ik al. Omdat ik een hekel heb aan het schrijven van brieven. Ik heb het nu even niet over de gemoedelijke, ongecomplexeerd geschreven babbeltjes met familie en niet in het literair bedrijf actieve vrienden en kennissen, mensen waar ik van durf vermoeden dat ze mijn brief na lezing ergens verloren leggen, hem na een maand terugvinden en weggooien. Maar zelfs in dit geval vind ik een telefoontje meer aangewezen, precies vanwege die gemoedelijkheid. En ja, voor het uitwisselen van informatie houd ik het graag bij fax en e-mail.