- Ja, over de post. Hoe we de postbode overvallen met onze liefde, het ritueel van de postbezorging, de postzegels.
- Maar welke schrijvers nemen we? Straks zeggen ze dat wij mandarijnen zijn. Literaire maffiosi en zo.
- Tja, iedereen die wij goed vinden.
- Of vonden.
- En die minstens twee boeken uit heeft...
- En die gebruik maakt van het Belgische postwezen...
- Och, laten we het een volledige maar subjectieve encyclopedie noemen. En dan beschrijven we die inzendingen. We determineren ze, wetenschappelijk, als een lofzang op het gewone. Ruis van alledag die niemand hoort. De postzegel, de envelop, het schrijfinstrument.
- Alsof dat allemaal belangrijk is.
- Ja, alsof het gered moet worden. (Stilte)
- Copain, maar hoe krijgen we iedereen mee?
- We kopen ze om: we zeggen dat het uniek is, historisch. We schrijven ze aan en bellen ze op. Ik kan zeer professioneel inpraten op mensen.
- En als ik zwijg aan de telefoon is dat indrukwekkend.
- Denk je dat ze dan meedoen?
- Ba ja, schrijvers zijn eenvoudige, sympathieke vogels. Maar ik vraag me af hoe ze reageren als ze toevallig geen tijd hebben? Of als ze dit niet belangrijk vinden?
- Dan kan je hen dwingen natuurlijk. Je zegt dat alles tentoongesteld wordt in een Brussels museum, met Rombouts & Droste, en dat hun foto in HUMO komt.
- Foto van een fameuze fotograaf. Dat moet dan Stephan Vanfleteren zijn en die bezoekt iedereen aan huis. Het wordt een beeldengalerij van schrijvers!
- Bien sûr. En als ze dan nog niet meedoen, dan wreken we ons in een kleine encyclopedie.
- (Met verheven stem) Niemand zegt nee tegen een encyclopedie.
- Tout le monde dit oui à notre encyclopédie.
- Maar hoe krijg je die fameuze fotograaf over de brug?
- Die betalen we gewoon met sponsorgeld. Want de tentoonstelling doen we in Brussel, kwestie van de Vlaamse aanwezigheid in de hoofdstad.
- Copain, zullen ze dit allemaal geloven? Zijn wij geen smeerlappen?
- Ik vraag het me ook af. Maar we doen alsof we dit menen.
- Dan vind ik dat we het moeten doen.