in een netwerk geschakeld. Niks te protocollen, en welkom aan boord. Wat is er dan nog te bouwen? Te versieren? Voor hoelang?
Al die mogelijke vragen overvallen me in de Kanonstraat. Waarom doen we nooit iets nuttigs? Zoals wat, uitslover? Waarom werken wij zo hard, moeder? Wanneer is de laatste trein? Hoe raak ik thuis?
De graanzuiger zoemt achter de blinde muur, nergens roepen spelende kinderen en op de billboards staat intussen How do you do? Wie is hier aansprakelijk? Wat kunnen wij redelijkerwijs verlangen? Wat is onze marktwaarde? Hoe kunnen we de ernst kwijtraken, voor altijd? Wie schrijft er eens een Brussels boekje ‘Existentiële vragen voor beginners’? En het Aqua-meisje zingt opnieuw met haar Barbiestem: ‘We are the happy boys and happy girls.’
In de Koolstraat, Rue aux Choux, staat het atheneum Gatti de Gamond. Section maternelle. Voor de ramen hangen groenige foto's van kinderopvang, alsof dat een industriële activiteit is. Boekentasjes en kinderjasjes wachten op de tafels. Wanneer komt mama? (Dit is de vijfentwintigste vraag.)
In de Dambordstraat, Rue du Damier, troepen mensen samen. Op de straatstenen ligt, neergevallen van een stelling gindsboven, van een Noord- naar Zuidverbinding een zwarte dakwerker, boem. Ruggelings, als een dode kraai. Alleen zijn ogen kan hij nog bewegen. ‘De ambulance is verwittigd,’ fluisteren de omstanders heel behulpzaam, en het is nu wachten.
Is hij al gestorven? Nee, nog niet.
Dag bijna dode zwarte man, hoe kunnen wij je helpen?
Waar ben jij nu je nergens bent? Ben jij boven of beneden? Kan jij ons zien zoals wij zijn?
Iemand gebaart dat er lucht en ruimte nodig is. Allez, circulez, loop door!
Heb jij nog lucht en ruimte nodig, zwarte dakenman? Wat doe jij met de lucht tenzij van Noord naar Zuid doorklieven met je lichaam?
Il est mort déja? (Dit telt niet voor een nieuwe vraag.) Non, il vit encore.
Kan jij ons zien zoals wij zijn, zwarte lotgenoot? Zijn wij niet allemaal een neergestorte mens, komend van elders? Troost die gedachte je? En wie zal ons terugbrengen?
Is 'm al dood? (Telt evenmin als vraag.) Nee, hij leeft nog altijd. Hij gaat toch niet sterven met al die mensen errond? Zo'n held is de dakwerker niet, dit is geen film.
Ben je zeker dat dit geen film is? Een verfilming van een boek? Niemand zegt wat. De zwarte man komt van het hoge woord daarboven. Vragen we het hem: hoe is het te sterven?