Stukjes
De dood van een dichter
Bij de uitvaart van Herman de Coninck
Troost. Wanneer Herman nadacht over de functie van poëzie, dan kwam hij telkens weer daarop uit: troost. ‘De troost van pessimisme’, ‘de troost van een vergelijking’:
Ach, de troost van een vergelijking,
het helpt. Zodra ik nog maar ‘zoals’
hoor, wordt alles minder alleen.
Door de dingen bij elkaar te brengen in de taal, rond ‘zoals’, lijkt het erop dat zij samenhoren en dat wij ze een beetje kunnen begrijpen. Het helpt, bijna. Zijn hele werk door is Herman op zoek geweest naar de zin van poëzie. Behalve troost noemde hij dan ook begrip, aan-vullende mensenkennis. Poëzie ‘leert de dingen die je nergens elders in deze maatschappij te leren krijgt’: traagheid, aandacht, zijn, verliezen. Maar uiteindelijk ‘niet begrijpen’.
Dat was voor hem tegelijk een visie op de poëzie en een ethische levenshouding, die hij telkens weer uitsprak in zijn pleidooien voor de aarzeling, de nuance en de twijfel, tegen elke vorm van dogmatisch denken in. Leren niet te begrijpen en daaruit troost halen, dat heeft Herman zijn hele schrijvende leven geprobeerd. En nu hij er zo plots niet meer is, staan wij er alleen voor om te leren niet te begrijpen. Maar als troost heeft hij ons zijn gedichten gelaten.
De gedichten van Herman hebben vele duizenden lezers aangetrokken en gecharmeerd door hun virtuositeit, hun gevoeligheid en weemoed, en door hun humor. Ze lijken zo gemakkelijk en vanzelfsprekend, maar de kern ervan is het besef dat wij alleen staan in een zwijgende wereld, tussen ‘bergen van onverschilligheid’. Hij deed daar niet zwaarwichtig of tragisch over. Hij liet het er niet bij, maar gebruikte al zijn talent, zijn buitengewone gevoeligheid voor taal, zijn verbeelding, zijn grappen en woordspelingen, zijn vergelijkingen, om vat te krijgen op wat hem voortdurend ontsnapte. Meer kan een dichter niet doen.
Het gedicht over die ‘bergen van onverschilligheid’, die het allemaal over zich heen laten gaan, eindigt zo:
werken 's nachts aan steenkool,
zoals ook mijn dromen werken aan zwarte
inkt, waarmee ik morgen schrijf.
Eerst is er die domme, onbegrijpelijke werkelijkheid, maar dan komt de troostende vergelijking en komt het schrijven, dat niets oplost, niets verandert. Of misschien toch. Het maakt er schoonheid van, zoals vruchten veranderen in confituren.
Het is niet te begrijpen, maar het geeft troost.
Zijn gedichten zo te herlezen, het helpt, bijna. Immers,
(...) De dingen gebeuren.
Zonder woorden zouden ze ook gebeuren.
Hugo Brems