| |
| |
| |
Piet Meeuse
De overtocht
Charon, vergeef me mijn nieuwsgierigheid, maar wie is die man die daar zo stil aan de voorplecht staat, met de rug naar ons toe?
Teiresias, de ziener? Maar die behoort toch sinds lang tot de doden? Wat doet hij hier aan boord?
Soms vaart hij mee terug.
Hij mag natuurlijk niet van boord. Maar soms, als hij weet wie ik op ga halen, wil hij mee.
Dus hij wist dat ik kwam?
Wil hij mij spreken, denk je?
(Teiresias draait zich om.)
Vergeef me als ik je stoor...
(Teiresias maakt een uitnodigend gebaar; ze gaan zitten.)
| |
| |
(Teiresias schudt zijn hoofd.)
Het is me een eer je te ontmoeten, waarde Teiresias! Ik had mij geen mooiere overtocht kunnen wensen. Wie kan me beter inwijden in de geheimen van de Hades dan jij?
Ik vrees de dood niet, Teiresias.
Je bent er nog niet, Socrates.
In jouw gezelschap zal het me een genoegen zijn, het laatste stuk van de reis af te leggen.
Ik hoop veel van je te leren.
Afleren lijkt me urgenter.
Hoe dan ook, ik ben zeer vereerd dat je me komt afhalen. Ik kan me geen aangenamer manier voorstellen om deze reis te bekorten dan in gesprek met een ware wijze.
Ik heb je weinig te zeggen, Socrates.
Spreken de doden dan niet met elkaar?
Wat zouden zij te bespreken hebben?
Hun leven, bijvoorbeeld... Is de dood niet bij uitstek de gelegenheid om tot inzicht te komen, om iets te begrijpen van het leven dat achter je ligt?
Brengt spreken tot inzicht?
Hardop denken, ja. Daar ben ik altijd van overtuigd geweest.
Mij heeft dat het licht in mijn ogen gekost...
| |
| |
Ik weet het... De wraak van godinnen is genadeloos. Wie ben ik, om daarover te oordelen? Maar toch: kreeg je er geen superieur inzicht voor terug? Jij hoefde de waarheid niet meer te zoeken, jij sprak haar.
Soms kon het niet anders.
Dat klinkt alsof je liever gezwegen had...
Denk je dat die waarheid gesproken wil worden?
Is dat dan niet zo? Mij hebben de goden altijd met rust gelaten, en misschien moet ik me daarom gelukkig prijzen. Maar ik heb mijn leven lang gezocht naar de waarheid; dat leek me mijn plicht.
Wie zou dat durven beweren? Nee, ik heb haar steeds gezocht, maar dat zoeken heeft me wel tot een paar belangrijke inzichten gebracht.
Dat is al de derde keer dat je dat woord gebruikt! Wat baten die inzichten?
Is het niet zo dat het juiste inzicht je in staat stelt het goede te doen?
Maar Teiresias! Dwing mij niet een zo eerbiedwaardige dode als jij tegen te spreken!
Vergeef me, je hebt gelijk. Het is mijn verstand dat me dwingt je tegen te spreken. Maar sta me toe je te vragen hoe iemand het goede kan doen zonder inzicht in wat goed is en kwaad.
Handelt de leeuw die het lam verscheurt goed of kwaad?
Het leven van dieren lijkt me aan andere wetten onderworpen dan dat van mensen...
| |
| |
Maar dan toch met verstand begiftigde dieren, Teiresias! En legt dat ons geen verplichtingen op? Zijn we niet verplicht te handelen naar de bevindingen van ons verstand? De leeuw volgt zijn natuur, net als het lam. Maar de mens volgt de Logos, en zoekt naar de waarheid in alle dingen.
Is het niet zo, Teiresias?
Ik krijg het koud... Heb ik iets verkeerds gezegd, Teiresias?
Logos, waarheid, verstand, natuur... Woorden, woorden, woorden! Is het nooit in je opgekomen dat de waarheid, als er zoiets bestaat, misschien wel allergisch is voor woorden? Dat ze zich misschien liever laat zien?
Zoals ik hier het zwarte water van de Styx zie, bedoel je? Ja, misschien schuilt daar een waarheid in die me sprakeloos zal maken als ze tot me doordringt... Ik moet toegeven dat zwijgen nooit mijn sterkste punt was. Alles wat ik zie zet me tot spreken aan, tot nadenken, tot het stellen van vragen... Wat ik zie, wil ik begrijpen... Is dat verkeerd, Teiresias?
Je leven is voorbij, Socrates.
Voel je niet hoe gewichtloos je woorden hier worden? Ze wegen niets. Scherpzinnigheid, moed, intelligentie, oprechtheid: het heeft hier allemaal niets meer te betekenen. Kijk naar de
| |
| |
nevels die over het water hangen - alles zal daarin oplossen...
Dan doemt uit de nevels de andere oever op.
Socrates Een wereld zonder woorden?
(Teiresias knikt.)
Maar... hoe moet ik me dat voorstellen?
Maar waarom spreken wij dan nog met elkaar, Teiresias? Waarom ben je met Charon meegekomen?
Omdat iemand dat zo wil... Een levende, die wij niet kennen, maar die zich onze ontmoeting voorstelt. Hier, in de boot van Charon. Wij zijn het speelgoed van zijn woorden...
Speelgoed... wat een afschuwelijke gedachte... Dus alles wat ik zeg is door die onbekende bedacht?
Zolang je blijft spreken, spreek je de woorden van een ander. Net als ik.
Daarom kom ik je van je laatste woorden verlossen, zodat je straks de doden niet meer lastig zult vallen met vragen en verleiden tot antwoorden. Praters als jij hebben veel moeite om in te zien dat ze de gevangenen zijn van hun woorden. Van betekenissen die buiten die woorden niet bestaan. Zelfs als ze weten dat ze niets weten, gaan ze daar nog prat op. Jij bent trots op je dood, Socrates, maar je bent er nog niet klaar voor.
Je woorden maken me bang, Teiresias, maar ook nieuwsgierig. Vergeef me dat ik er zoveel betekenis aan hecht...
| |
| |
Je had het net over een waarheid die je sprakeloos zou maken als ze tot je doordringt...
en je zei dat zwijgen nooit je sterkste punt was.
Enige zelfkennis kan je niet ontzegd worden. Denk je niet dat er een verband bestaat tussen die twee dingen?
Zou het niet zo kunnen zijn, dat je de waarheid altijd zo graag zocht in gesprekken omdat je wist dat je haar daarin altijd kon ontwijken?
Dan zou ik haar bewust ontvlucht zijn! Nee, Teiresias, dat weiger ik te geloven.
Ben je dan vergeten hoe je ooit, na een ruzie met Xantippe, wegvluchtte uit Athene om alleen te zijn?
Dat is meer dan eens voorgekomen... Welke keer bedoel je?
Die keer toen ze je verweet dat je gefilosofeer zo weinig brood op de plank bracht, en zei dat een vaardige hand meer respect verdiende dan een listige tong. Je was wanhopig omdat je er niet in slaagde, haar van de redelijkheid van je argumenten te overtuigen. Je liep weg en ging de stad uit. Woedend liep je voortdurend in jezelf te redeneren, zonder oog voor de dingen om je heen. Je sliep in het open veld, onder een olijfboom, en de volgende morgen toen je wakker werd, stond er een paard...
Ach ja! Dat paard! Nu weet ik het weer. Dat was een bijzonder moment: zoals dat paard zijn kop naar mij toeboog en me aankeek toen ik wakker werd... Zo kalm en fier. Eerst schrok ik even, ik keek om me heen, maar er was niemand te zien. Ik ging rechtop zitten. We keken elkaar in de ogen. Het was een schimmel en ik herinner me mijn ontroering toen ik mijn hand op zijn kop legde. De rust die dat dier uitstraalde, dat woordeloze contact dat tussen ons leek te bestaan... het klinkt vreemd, maar ik voelde me op de een of andere manier begrepen door dat paard. Maar waarom vraag je daarnaar?
| |
| |
Het duurde niet zo lang. Ik overwoog of ik niet verplicht was het dier terug te brengen naar zijn eigenaar, maar waar kon ik die vinden? Ik besloot het dier zijn vrijheid te laten. Na een tijdje stond ik op en daalde af naar een beek om me te wassen. Het paard ging zijn eigen gang en liep verderop te grazen. Maar die kortstondige ontmoeting bleef me bezighouden. Ik had nooit veel belangstelling voor dieren gehad, maar nu verwonderde ik me over de rust van dit dier en over zijn melancholieke blik. Ik voelde bijna een soort jaloezie... ik dacht aan de ruzies, de misverstanden en de bittere verwijten waarmee mensen elkaar het leven zuur maken, aan mijn ruzie met Xantippe, en het leek me bijna of het zwijgen van dieren iets superieurs had... Over die dingen liep ik na te denken, terwijl ik daar wat ronddoolde langs de rotshellingen en door de velden. De zon klom de hemel in en het werd warm. Het was doodstil daar en alles stond te zwijgen in de trillende hitte: de bomen, de rotsen, het gras... zelfs de vogels zwegen in het naderend middaguur. En plotseling overviel me het besef dat alles om ons heen zwijgt en zichzelf genoeg is, dat alleen mensen spreken... Ook het murmelen van een beekje, het ruisen van bladeren, ja zelfs het mekkeren van een geit of het gebalk van een ezel is zwijgen, omdat het geen spreken is - het valt terug in het immense zwijgen van de natuur, waarin alles voor eeuwig gaat zoals het gaat. Dat alles leek me opgenomen in één reusachtig lichaam dat beweegt en ademt volgens de stomme wetten van de natuur.
Maar dat machtige zwijgen vloog me naar de keel. Het was het uur van Pan: de zon laaide in het zenit en het leek of alles onder een ondraaglijke spanning stond. Ik voelde me bedreigd door iets onmetelijks en onbegrijpelijks en opeens begreep ik waarom mensen steden hadden gebouwd... Ik hield het niet meer uit en besloot zo snel mogelijk terug te keren naar Athene...
... waar je nog diezelfde avond in het vertrouwde gezelschap van je vrienden een boom opzette over Eros...
Dat kan zijn. Ik weet het niet meer. En ik heb er zelden aan teruggedacht, eerlijk gezegd.
Toch was je daar op die hellingen, in de paniek die je beving tijdens het middaguur, dichter bij de waarheid dan je ooit in gesprekken geweest bent...
Maar... als dat waar is...
| |
| |
Maar is het spreken dan geen overwinning op het eeuwige zwijgen van de natuur?
Integendeel. Het is een vlucht. Het is schuim op de golven: opgejaagd door de wind neemt het water tijdelijk een andere, bruisende vorm aan, maar het blijft water.
Wat wil je daarmee zeggen?
Dat de geluiden die wij maken, en waarmee we elkaar zoveel zeggen, evengoed tot die orde van de zwijgende natuur behoren. Of dacht je soms dat ze tot een hogere orde behoren, alleen omdat wij er onze betekenissen in leggen?
Schuim, Socrates! Zodra de wind gaat liggen, lost het op. De belletjes spatten uiteen... Waarom denk je dat de goden je in de gevangenis die droom zonden waarin je werd aangeraden de Muzen te dienen?
Dat heb ik me ook afgevraagd. Maar ik weet niet waarom...
Waarom anders dan om je duidelijk te maken dat taal muziek is, niets anders dan een ijdel spel van klanken, het bruisende schuim van illusies?
(Socrates kijkt ongerust om zich heen.)
Stil is het hier... geen zuchtje wind.
Waarom kijk je me zo aan, Teiresias? Je doet me denken aan dat paard... Maar... Wel verdraaid! Nu pas zie ik dat je helemaal niet blind bent! Hoe kan dat?
| |
| |
Bravo, Socrates. Eindelijk begin je dingen te zien. Alleen levenden kunnen blind zijn. De dood is een groot oog dat nooit dichtgaat.
Wat anders dan het leven? Alles waarvoor je blind was toen je het meende te zien. Woorden verduisteren het zicht op de dingen.
Maar... kunnen woorden dan niets verhelderen?
(Teiresias schudt het hoofd.)
(zuchtend)
Ik spreek alleen om je tot zwijgen te brengen. Maar dat valt om de dooie dood niet mee! Word wakker, Socrates, ontwaak uit je dromen!
(geschrokken)
Dromen...?!
Zie je niet hoe de nevel optrekt? We zijn er bijna. Laat de woorden nu aan de levenden: het is hun voorrecht om illusies te koesteren. Hier rest alleen de eeuwige stilte.
(fluisterend)
Bij Zeus, dat overleef ik niet...
Dat lijkt me een mooie conclusie.
Ze doen er het zwijgen toe. Geluidloos meert de boot van Charon aan. Teiresias staat op. Hij neemt Socrates bij de hand en helpt hem bij het uitstappen. Ze verdwijnen tussen de schimmen.
|
|