grafische connotatie waartoe ik mij hier, zoals gezegd, wens te beperken? Kan je vandaag nog intellectueel zijn én tegelijk flamingant? Zoals: kan je intellectueel zijn én tegelijk katholiek? Ik kom daar onmiddellijk op terug.
Niet alle BV's zijn BVI's. Maar alle BVI's zijn wel BV's. Of zouden dat toch moeten zijn. Intellectuelen moeten bekend zijn, anders doen ze hun werk niet goed.
Toen vorig jaar op de opiniepagina van, opnieuw, De Standaard een discussie werd gevoerd over de rol van de ‘katholieke intellectueel’ hakte iemand schijnbaar lichtzinnig een fameuze knoop door. Het was de BVI Karel Dobbelaere - weliswaar Anglicaan, maar dan toch hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Een beetje lapidair maar daarom niet minder pertinent wees hij op de contradictio in terminis: katholieken kunnen geen intellectuelen zijn want intellectuelen zijn altijd progressief. En katholieken zijn dat dus niet. Na deze knuppel in het hoenderhok sudderde het debat nog wat aan, waarna het gaar kookte in zijn eigen vet en uiteindelijk zijn voorspelbare stille dood stierf.
Om de reden die Dobbelaere aanhaalde, vind ik dus dat intellectuelen bekend moéten zijn. Doordat ze - per definitie - altijd een oppositie voeren, vallen ze op. Ze moeten trouwens opvallen om hun oppositie efficiënt te maken. Zo simpel is dat. Niet dat hij er zich populair mee maakt, maar de intellectueel moet zijn nek uitsteken, boven het grauw uit. Daarin verschilt hij van de wijze: de intellectueel onderkent de plicht van het engagement. De wijze hoeft zich daar niet aan te wagen. Diens engagement werkt hoogstens onrechtstreeks; onthechte artiesten, kluizenaars en scribenten in de scriptoria van besloten kloosters spelen óók hun rol in deze wereld, al was het maar doordat ze ex contrario aantonen dat niet alles een aanwijsbaar nut moet hebben om te kunnen bestaan. Men zou dat al eens durven vergeten. Maar over hen gaat het hier niet.
De historische basis van het woord ‘intellectueel’ is ten andere in de figuur van Émile Zola uiterst innig met engagement verbonden. J'accuse, zei Zola en hij nam daar serieuze risico's mee...
Maar we dwalen af. Laat het ons eerst even over de BV's hebben.
Wat doen BV's? Wie zijn ze? Twee identieke vragen, want BV's zijn wat ze doen en doen wat ze zijn. Hun zijn ligt in hun bekend-zijn vervat en dat is een precieze omschrijving voor wat ze doen: van een BV wordt niet méér verwacht dan dat hij bekend is - en Vlaming, uiteraard.
Bekend kan een Vlaming alleen nog zijn als hij op tv komt, of in mindere mate op de radio, en in nog mindere mate in de geschreven pers. Ik laat hier de BV's in kranten en weekbladen buiten beschouwing; mutatis mutandis zijn mijn bevindingen ook van toepassing op de andere media.
Een BV is iemand die in de eerste plaats zijn fysieke zelf verhuurt als grondstof van de televisiefabriek. In die fabriek wordt gezelligheid gemaakt. Reclameinkomsten zorgen voor de winst; de kostprijs bestaat uit de verloren tijd en de toenemende schaapachtigheid bij de gezelligheidsconsument.
Vroeger, toen er buiten de tv nog een samenleving bestond waarvan de tv een soort van spiegelbeeld kon en hoorde te brengen, moest je eerst bekend zijn