[1996/5]
Beste lezers,
Raymond Detrez presenteert in deze DWB-aflevering een hele collectie lange tijd verborgen gehouden erotische en scatologische volkspoëzie uit Servië, verzameld door een zekere Stefanović Karadžić, van wie de thans voor oorlogsmisdaden gezochte Radovan Karadžić een nazaat beweert te zijn. De oraliteit in de poëzie is ook prominent aanwezig in de orfische liederen van Dino Campana, terwijl het orakel van Delphi zelve Frans van Lent heeft geïnspireerd tot acht schitterende foto's. Steeds in de sfeer van de orale literatuur speelt de episodische vertelling mee in Cervantes' Quijote; we publiceren een fragment van Barber van de Pols fonkelende nieuwe vertaling.
Voorts presenteren nog andere DWB-correspondenten voor buitenlandse literatuur enkele vrij onbekende, maar erg boeiende auteurs. Zo vertaalt Jan H. Mysjkin Pierre Alferi - de zoon van Jacques Derrida -, Stefaan van den Bremt introduceert Joaquín Silva - die pas eind 94 debuteerde -, het duo Ortwin de Graef/Erik Derycke ontdekt de in Guyana geboren David Dabydeen en Frans Denissen opent samen met Marc van den Bosch het monumentale werk van Carlo Emilio Gadda, van wie Calvino, Pasolini, Eco ‘kleinkinderen’ worden genoemd.
Een andere focus van dit DWB-nummer zijn drie debutanten: Marco Kunst, Johan de Graaff en Lieven de Cauter (als dichter). In de periode 93-96 plaatste DWB werk van 23 debutanten, waarvan er vier intussen in boekvorm hebben gepubliceerd of dat nog dit jaar zullen doen: Paul Mennes, Jeroen Olyslaegers, Bert van Molle en Paul Bogaert.
Ten slotte behoren tot de hot items twee essayistische teksten waarin helder wordt geschreven over moeilijke kwesties: Bart Vervaeck over postmodernisme en Dirk de Schutter over deconstructie.
Hugo Bousset