Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 140
(1995)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 615]
| |
(1)In een wolk of een kring lei hij de rook. - Is het niet ‘kringloop’? Van Q tot W, terwijl ik schreef. - Zo moeilijk! - Ik denk dat het ‘legde’ moet zijn. In redisschrift. Of hij tekende een vierkante o, een parallellogram - precies! - met Oostindische inkt, de pen kraste in de groene gleuven. Kwadraat, vierkante meter. Ik begin bij mijn vader en het land. De oppervlakte van de huizen bestreek hij met rode plakkaatverf. | |
(2)Mijn grootvader niet, die. Die lachte steeds. Met dubbele t van het verleden werkwoord ‘lachten’ op café. Melancholisch type. Een vrolijke kerel, zijn vriend, van het substantief meervoud ‘vrienden’. Zo breed kan ik dit tonen, u zou mij moeten zien terwijl ik dit schrijf met mijn armen open, met mijn hart-en-ziel bloot. Jezus was de eerste socialist! We gingen Café De Statie binnen, namen plaats onder niet dragende elementen. O, breekbaar bierhuis bij de ijzeren weg! O, gekreukte voorschoot van Germaine, de wijzers van haar klok, ses jambes adorées! - Forget it. | |
[pagina 616]
| |
Wat jammer dat u mijn grootvader niet kan waarnemen. Kan men dit werkwoord hier gebruiken? Een woord gebruiken? Het brood breken. Ik zal zijn stoffelijke resten opgraven. Dan kan ik u iets tastbaars overhandigen. These bones, mijn verleden. Beenderen, op -eren met doffe e. Zoals ‘kinderen’. | |
(3)- U zou de kadastrale leggers aan de studenten moeten vertellen. Met de huizen in rode plakkaatverf? The smell of Latin grammar, the perfume of French adjectives beginning with an h muet? Meent u dat ik in Columbia over Rupelmonde zou kunnen vertellen? - Sure, you should come.
Met de volgende sprongen van de woorden wordt het negenendertigste verhaal gedanst. Lichtbruin is het licht, de t-shirts hoog rose (uitgesproken als rauze). Of om de tint iets genuanceerder aan te geven: die van L'Oréal shampoo ‘pour cheveux très sensibles’. De scènes. (4) Op weg naar: Naam, adres. Zal/zal niet (*) deelnemen aan de infovergadering. (5) De voordracht in het verzekeringskantoor. (6) Dagboek. 22u. Drankje vermeden. Daarentegen een Koninck tot mij genomen in de Bridge. Ik schreef bijna ‘aangebroken’. | |
(4)Ik liet mijn lippen hangen. Horse-laugh, ruwe lach. Hoe moet ik dat vertalen? Begrijpt ge mij? Met geopende manchetten betrad ik het plein. Van ‘betreden’. Alsof het een landschap was met vos, beer en kanunnik. De horizon in Eeklo. Ik liep op de fontein toe. This Flemish fountain-pen! Ik schreed, met f, vervolgde mijn weg. Jaarlijks bezoeken vele toeristen de stad. De inwoners spreken talloze talen en vertellen gaarne over hun typische gebruiken. Talloos. - There are people who put roses in order. And tulips and other flowers, you see. We say ‘bloemschikken’ or ‘bloemen schikken’, I don't know. As an art, I mean. I know a woman in Scheldewindeke, she is ‘bloemenschikster’. In Japan too. Even drinking tea is an art, there. But I think we should stay earnest, that is my opinion. - You say ‘rauz’, am I right? Not like the French ‘rose’? Oder wie eine Rose? | |
[pagina 617]
| |
- Of course you should prove it is real art. - I see. | |
(5)Ik ging het verzekeringskantoor binnen. - Is het niet ‘naar binnen’? Daarna nam ik plaats. - Glashelder. Men toonde tekeningen. (Het eerste jaar omvat 23 lesuren schetsen naar levend model.) Ramen op de plaats waar ramen waren geweest. Ramen waar de ramen zouden komen. ‘Stukje kernplanologie,’ she said. ‘Ik dank mevrouw Beige Debrun voor haar uiteenzetting,’ zei de voorzitter. Für ihre Auseinandersetzung. Ook ‘blokjaren’ genoemd. ‘Stukje stadsweefsel,’ she continued. Plus ‘blozen’. Ik herinner me een tekening op een blikken boterhammendoosje. Ze boog zich over de epidiascoop. - ‘Overhead’ is beter. ‘Excuseer mij,’ steunde de voorzitter, ‘ik dacht dat u beëindigd had.’ Nooit onovergankelijk! Ze snoerde zich de mond, trok haar pruim dicht, pruilde, hijgde, smiled. Horse-laugh, ruwe lach. ‘Als impressie,’ she coughed. Van ‘ophoesten’. - ‘Zei ze’ of ‘ging ze voort’. Zo zou ik niet durven spreken. - Durven te spreken. Plus to + infinitive. Durven te spreken. Als Vlaams alfabeet. Ik zal de uitwerking van haar thema weergeven in wat volgt. De lip perst. Zo wit als het kasteel uit Blanche-Neige is de neus. Scheerlicht stuift over de met fluweel beklede diadeem. Beige Debrun. Het gevoel dat de volgende stap, dat bij iedere tred neerwaarts - het schoentje - dat bij elke tik van de hiel op het asfalt (zie plan) - wringt, past, trekt het aan - de barsten in het plaveisel... That's Cinderella! Van sintel uit sint tot sinter. - Hurry up please, it's time. (Eliot, 1922.) | |
(6)‘Is vijfenvijftig, meneer.’ - Hier bent u dus al weggevlucht uit het kantoor? Een dienster komt afrekenen. Vrouwelijk Enkelvoud. Roosmarijntjen. De tekst werd nooit gedanst. De Brittania wordt gesloopt. Vanop het terras van de Bridge kijk ik naar mijn historisch praesens. | |
[pagina 618]
| |
We snijden naar Zaal Roeland. Ausradiert, dieses Scharzwald. De oorlogsweduwen verbannen. De repressie houdt niet op. En hoe staat het met de kinderen van de anti-fascisten? Cut. - Ik wil toch nog eens terugkomen op ‘het gevoel dat het plaveisel’, nee op ‘de barsten in de plaveien’. Wij zouden zeggen ‘plavuizen’. Ik krijg de grond en de lucht niet opgeschreven, ik heb er nooit wat van terecht gebracht. Hoe moet ik toch de tekens tekenen die me uit het rijke leven van de voorbeeldige burgerij verjagen? Vanuit de hoogte wees me die Nagelpunt een woning toe! Bij nader toezien niets anders dan een paar krassen op een slide. - Toekennen, zeg maar ‘toekennen’, van ‘kennen’ plus ‘toe’, Ingweoon! Hoe die projectontwikkelaars ons de toekomst voorspiegelen, hoe die godvergeten betongieters de stad vernielen! Plantsoentje van 1 boom. Ze rijgen ons aan hun passerpunten. Ze pinnen ons vast op tekentafels. Winkeltje, garage, winkeltje, garage. Flat, flat, flat. And look at that wallpaper for our bedroom! Einde van de tweede beweging.
The third movement shows the author making a reference to High Key. Haha, een revérence! He declines himself, unwillingly performs a bow. The place is undetermined. Not like you pronounce ‘mind’. De delen: (7) The fool's tale; (8) Monologen, dansen en verhalen. | |
(7)Komt er nu een geharnaste ridder, een geest? Ser Dievel. (‘Mon-Sieur’.) We would say Sir Devil. Wordt thans enen duur gekleden schelm ten tonele gevoerd, een aannemer? - You say ‘undertaker’? Een weldenkend mens, constr'ctor. Hij biechtte zijn stadskernvernieuwingen. ‘Tussen kruis en kalande,’ zei hij. ‘En?’ ‘Tussen helling, gat en bergen.’ ‘En?’ ‘Tussen kammer en kanon.’ He said his prayer in cadcam. Sent his repentance by e-mail. Got his absolution faxed. Rechtvaardige Rechters! | |
(8)Schrijfster: ‘Hoe zou men ooit iets anders kunnen vinden dan de verhalen die over de wereld worden verteld, voor men erachter komt dat men zelf de wereld is?’ | |
[pagina 619]
| |
Spreker: ‘En dat het verhalen van ons zijn, en niet slechts van hen die ze vertellen.’ Schrijfster: ‘Een boek is zichzelf en niet zichzelf. Men spreekt zijn leven uit in woorden, maar men spreekt ook de woorden uit. Waarom danst men ze niet?’ Zus: ‘Een interessant uitgangspunt. Vertel maar gauw een verhaal, jij, het zoveelste.’ Vriendin: ‘Turnlijfje. Ik was eerst. Ze gaf mij haar lijfje, en haar schoenen, haar handschoenen, haar dansschoenen. Ik kleedde mij in haar en voerde de opgelegde oefeningen uit.’ Zus: ‘En zij? Ging zij weg uit zichzelf om u te laten dansen?’ Vriendin: ‘Ik heb haar twintig jaar later eens teruggezien. Vijf jaar geleden. Ze had drie kinderen.’ Spreker: ‘Gekregen. Ik ben de tweede. Ik herinner me de geur van gistend gras. We renden over de hooimeers. Daarna ben ik getrouwd, gescheiden. Nu werk ik op een kantoor. Naast het brood ligt mijn bewijs van woonst.’ Vriendin: ‘U bent dus het hoofdpersonage dat in succesromans en televisieseries de telefoon dichtgooit, een sigaret opsteekt, “O, ja?” zegt, “zei hij, afwezig glimlachend”. Zeer goed, een sterk scenario.’ Zus (zij is de derde): ‘Ik spaarde (jongenst.) prentjes van wielrenners en filmsterren, Stan Ockers, Doris Day. Ik hou van de bedwelming die van synthetische kleurstoffen uitgaat, na de oorlog was er chewing gum. Toen kwam Expo '58. Onze glimmende zondagfietsen, de ketting droop van het vet!’ Schrijfster: ‘En overal dat eindeloze, onbestemde verlangen... Wij in dunne, geruite, gewassen kleedjes. Versterkte onderbroek, dubbel gestikte naden.’ Spreker: ‘En later?’ Zus: ‘De praktijk: toerisme, horeca, cultuur. Wat dacht u, het zakenleven, tiens.’ Spreker: ‘De mensen geven mij een hand. Of ik kijk door het raam. Ik zie hoe de schepen door de Westerschelde worden geloodst. Ofwel lees ik de Market Stock-Exchange. Mijn berijmde vrachtbrieven vergezellen de scheepsladingen.’ Schrijfster: ‘Het interesseert de wereld niet.’ Vriendin: ‘Mensen zijn nomaden, zwervers, primitieve verzamelaars. Ze hebben sprongen nodig, dansen, wandelingen, poëzie die zich losmaakt van het lichaam.’ Schrijfster: ‘Een andere tekst.’ Spreker: ‘Balansen, jaarrekeningen, spreadsheets.’ Vriendin: ‘Verlevendig uw stijl.’ Spreker: ‘Wendingspunten, vluchtlijnen.’ | |
[pagina 620]
| |
Zus: ‘The Dow Jones.’ Schrijfster: ‘Het is eenvoudiger om te zwijgen.’
Vierde en laatste beweging. (9) Truth & reality, om het eens over iets anders te hebben. | |
(9)De inhoud is wat er staat. Het gezegde, een antwoord op ‘is wie of wat?’. Een zinsdeel, het geschrevene. - Hoe zullen we een formulering dansen? - Haatdragend, liefdesbeet, passievrucht. - Er is geen teken. Uitstippelen? Ik zal een metafoor moeten vinden. Sprookjes, een atlas. Dat is de inhoud: het verhaal. En nu de werkelijkheid, het onderwerp, een antwoord op de vraag ‘wie of wat is?’ Wat openbaar wordt gemaakt door middel van geschrift, film, geluidsdrager of anderszins. Hoe zal ik dit omschrijven? Helderheid, transparantie? (Het is me wel het woord, ‘omschrijven’.) In ieder geval bestaan er eenheden voor. - Nu het decor. Vlug, kom, de verlichting, de scenografie. Waar is de dramaturg? - (Heel langzaam.) Normaal berekent men eerst alles om na te gaan of het ook denkbaar is. Daarna denkt men. In enkele gevallen heeft men natuurlijk deze kennis toch maar weer veranderd in een experiment. Ik herinner me de verwilderde blik in de ogen van de piloten toen ze die twee atoomklokken rond de aardbol moesten vliegen. - And what about language and truth? Om u de waarheid te zeggen, heer, ik weet het niet. Laatste verhaal. Ik stond eens naast een piloon die op metaalmoeheid werd onderzocht. De vraag luidde (ik gebruik met opzet ‘luiden’ omdat het mij voorkomt dat deze metallologen zich tot god wendden): waarom breken hoogspanningsmasten steeds op hetzelfde punt? Waar men de werkelijkheid definieert, blijf ik rondhangen. ‘To hang around’, zo zegt u dat toch? - Ga verder. Men had elk laspunt met een meettoestel verbonden. Tientallen mieren in witte kiel onderzochten de zieke piloon. Vernuftelingen. In het dubbele aantal ogen spiegelden zich de metertjes! Ik hou van trekproeven en de geur van ijzervijlsel! Wat Merce Cunningham het veld noemt. (Lesschaeve, 1980.) Het was ochtend en de door zware metalen vervuilde rivier waarover men het onderzoeksobject had aangevoerd, trilde onder de hamerslagen. Meet men niet slechts wat men meet? Weten, zegt men. |
|