Stukjes
De Stichting
(vierde dag)
Mijn leven had in die dagen natuurlijk een onderbouw. De tijden waren weelderig, ik had na mijn studies - o verveling, o kleinburgerlijkheid, o zeldzame integere geest - in feite maar wat rondgehangen. Terugdenkend zie ik mezelf vooral meesterwerken lezen onder de zwaarbeladen appelboom in mijn moeders tuintje, en in dat mentale kiekje roert geen tak, valt geen appel en lees ik voor eeuwig dezelfde bladzij; of mijn budget overschrijden en elegante drankjes drinken in Robbyns' Weense entourage, terwijl de herinnering aan de een of andere regel uit een gedicht onverklaarbaar verdriet veroorzaakte. Mijn moeder en mijn broers wilden dat ik een baan zocht en daarna liefst ook alle andere sociologische hoogtepunten van het menselijk bestaan in de juiste volgorde afwerkte. Ik solliciteerde bij diverse schimmige heren die misschien wel iets voor me zouden kunnen doen (achteraf bleek altijd dat ze voor een andere kandidaat nog meer hadden kunnen bewerkstelligen, de administratieve helden), ik voelde een soort hopeloze walging voor alle volwassen taken die links en rechts opdoemden. Anna greep in. ‘Je komt hier toch dikwijls genoeg,’ zei ze, ‘misschien wil je me wel echt, wat meer systematisch helpen met mijn archief?’ Zo werd de voorlopige uitleg die ze aan priester Hendrik over mij gegeven had (ook bij hem telde ze druppels), omgezet in werkelijkheid.
Strak als graniet, wendbaar als water bleek mijn mentrix toen te zijn. In die beginnende herfst leerde ik haar beter kennen, en haar eigen meesterhand voegde aan de schets in mijn geest kleuren toe, clair-obscur, textuur. Het resultaat was een Rembrandt - ik zie Anna voor me terwijl ze peinzend haar handschoenen aantrekt, alleen en bezorgd. Ik ving een glimp op van die uitdrukkingen op een gezicht die strikt privé zijn, en het eindeloos verschuivende licht en donker van een geest zo levendig als een boomkruin in de zon.
Dozen vol negatieven, kisten vol brieven, oude rekeningen, kattebellen, lievelingsjurken - ‘deze komt van Dior, toen was ik nog verloofd... er hoorde ook een handtasje bij met riemen als halskettingen’ - en schriften met aantekeningen gemaakt tijdens haar reizen begonnen als een lawine op me af te schuiven. Samen stelden we lijsten op. We liepen door alle kamers terwijl zij herinneringen ophaalde aan de schilderijen en bibelots en ik als een gek noteerde. Een portretje van mij toen ik drie jaar oud was, in rood krijt - de kunstenaar had je moeten kennen, de laatste der bohémiens. Het ouderlijk huis, geschilderd door mijn oudoom, naar eigen zeggen een heilige. Drie ivoren aapjes, horen, zien en zwijgen. Mijn eerste camera - ik maakte foto's van mijn speelkamer en de poppen, en van