Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 139
(1994)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
VIIInschok van licht in 't oog, mijn prooi ervóor;
gepaard; de microscoop, de sterrenwacht.
Ahura Mazda toch, Re, Helios, ŌR!
Maar straling, cijferbaar, erkende kracht.
Lucia ons bij Beatrice leidt,
Loda di Dio vera, onze bruid.
Betaste klei een god, een luit maakt uit
de lucht muziek; lelie van heiligheid.
De mooie hand ontsteekt het licht; dit licht,
ik blind, verblindt, een geestelijk gezicht.
Loda di Dio vera: ware lofspraak van God. | |
[pagina 210]
| |
VIIIBordurend goud en blauw met DMC,
om Schoonheids Wil; gij zwijgt; ik keek noch sprak.
O wonder, gij zit zonder éen gemak
te rusten op een stoel, na uw corvée.
Uw moeder zong en stierf; gij zeidt hoe zij
met 't lepeltje de weg miste naar het ei.
Toen brak uw hart; een man, viermaal een kind
kunnen niet maken, dat zij 't eitje vindt.
Te kies van woord of geste liet gij na
gevoel te vorderen van mij, mijn ma.
DMC: Dolfusz, Mieg and Company, beste kwaliteit borduurzijde. | |
[pagina 211]
| |
IXEen Vader die het vallend musje spaart.
Een zachte Zoon nam op zijn schouder 't lam.
Een Moeder die zijn woord in 't hart bewaart,
de maagd, die van de Duif haar kind bekwam.
Het kind knielt bij het water, de Engel waakt.
De band van schuld wordt in verdriet geslaakt.
Wie éen glas water biedt die dorstig zijn
geeft god zich heimelijk in brood en wijn.
Beelden: misschien een rups in de cocon
die 't onvoorspelbaar vleugelschouwspel won.
| |
[pagina 212]
| |
XKī tov: dat goed het is, Elohīm ziet.
Vreemd, wreed, stupendous: bezig, zonder zin?
Elk wil zijn wel en geldt: het groots Niet-Niet
wordt, schijnt gericht, tot einde en begin.
Gekweld, melaats en schurftig, prezen zij.
Materie, leven, pijn tot leed, altijd
werd erger wat er was. Hij lijdt door mij,
lacht, gruwelt, scheldt, verwondert zich, verwijt.
Looft Hem: bazuin en harp en fluit en luit,
(de geest des buiks benauwt mij), juicht het uit.
Job 32, 18 |
|