[1994/2]
Beste lezers,
Toen ik vorige zomer in Antwerpen de tentoonstelling Het sublieme gemis had bezocht, bleven een paar beelden in mijn verbeelding een eigen leven leiden: de mysterieuze dwergjes van Jean Muñoz en de dreigende objecten van Thierry de Cordier, die bijna ontploffen van woede. Met zulke beelden leef je, maar lees je ook. De Cordier heeft Peter Verhelst en Jan Denolf aangegrepen, in hun leven en lectuur ingegrepen. Die stille kracht hebben ze gebruikt om een montage te maken van beelden en teksten, die de obsessies van De Cordier - en ook hun en wie weet onze obsessies - zichtbaar maken. Uit dat reservoir van verborgen kwetsuren en geheime wensen haalde Verhelst bovendien de inspiratie voor een reeks gedichten.
Maar er zijn nog andere kruisbestuivingen mogelijk. De Theaterwerkplaats InDependance in Arnhem gaf vier auteurs de opdracht een theatermonoloog te schrijven met een beeldend kunstwerk als uitgangspunt. Paul Pourveur koos objecten van Raoul Teulings. Het resultaat is een tekst die krioelt van betekenissen.
Wat is er voorts nog over dit nummer te vertellen? Vooral dat DWB niet in een literair hokje wil gaan zitten verkommeren, maar er juist van houdt paradoxale teksten en auteurs tegen elkaar uit te spelen: de geciseleerde soberheid van Rutger Kopland tegen de weelderige intertextualiteit van Christine D'haen; de genadeloze afstandelijkheid van Gie Bogaert tegen de wilde eruptie van J.M.H. Berckmans. Moet kunnen.
Hugo Bousset