rijen op gekleurd papier, de gordijnen en het behangpapier dat zij verkiezen. Dit is kunst en deze studie moet ik maken, als was ik een etnoloog die banale huisraad koopt en meesleurt in ijzeren koffers. Wat voor hen het gewone leven is, is wetenschap voor mij. Handel bedoel ik.
Ik zal in La Capitale de zwarte aanspreken. Ik zal trachten te ruilen, wat hij in huis heeft, of overkopen. Inventaris van een vernietigd werelddeel. Foto's maken. Hier in het park, daar in de stad, hier in t-shirt met slangmotief, met ghettoblaster op de schouder. Een zwarte is twee blanken waard. Dat vind ik.
Zou het volgende verhaal waar kunnen zijn? Een zware tamtam staat in de etalage van een Brusselse winkel. Het ding werd ooit meegebracht uit Rwanda, op koloniale wijze, en was afkomstig van dankbare Watutsi-Capita. Op een dag loopt een zwarte man voorbij, ziet plots dit voorwerp en wordt erdoor getroffen. Hij gaat naar binnen, naar de drum en begint erop te slaan, zwetend en met rollende ogen. Hij maakt een lange reeks geluiden die de hoofdstad meeslepen en vervullen met huiver, doen rillen, onheil voorspellen, kortom het finale einde inluiden. Kan het zijn dat voorwerpen mensen zo doen bewegen?
Zover komt het niet. La Capitale wordt niet vernietigd door een drum. Maar de stad is wel verloren, zo lijkt het toch, als zij op een nacht vol mist hangt. Als straten langs onzichtbare afgronden leiden, als auto's roffelen over de straatstenen. Als ik mijn weg ben kwijtgeraakt. Hoe raak ik terug thuis?
Ik leerde vanavond in het café Jean-Michel kennen, de mulat. Hij is de zoon van een blank professor en een zwarte vrouw, hij studeert politieke wetenschappen en hij is een opschepper.
Jean-Michel vertelde me over het veroveren van vrouwen. Hij omhelsde mij, wees zijn eigen gezicht aan, vol bewondering voor zichzelf. Zijn kroeshaar was rond als een aureool, hij droeg een wit, plastic-achtig jasje en demonstreerde de hele tijd de kracht van zijn heupbewegingen. De vrouwen in het café nam hij op met één oogbeweging. Hij kon hen zo beoordelen, naar hun te verwachten bedgedrag.
Hij vertelde me over zijn libido, het meisje dat hem aanbad, de vrouwen in het algemeen. ‘Toen ik leeggeschoten was, weende zij’, ‘Het meisje schaamde zich om wat ze had geroepen’ en ‘Vrouwen bekennen elkaar hoe Jean-Michel met hen de liefde maakt’.
Ik knikte. Tussendoor raakte hij de politiek aan. Hij noemde de naam van een notoir socialist: ‘Die moet voorzichtig zijn, we kunnen hem doen verdwijnen.’