| |
| |
| |
Patrick de Spiegelaere en Koen Peeters
Rendez(-)Vous
Fig. 1. Heden belt de postbode. Half acht. Hij belt aan omdat het pakje niet door de deuropening kan. Verstandige man: zet de zending rechtop tegen de deur en gaat verder. Hij kan alles in zijn tas meedragen, maar draagt vooral brieven: documenten van ego's.
| |
| |
Fig. 2. Het zijn foto's van De Spiegelaere, van de tentoonstelling Rendez(-)Vous te Gent. Curator is, lees ik hier, Bart de Baere. Dit alles is op t.v. al aangekondigd en afgebeeld. Iedereen heeft dit al gezien. Ik ontvang deze foto's op 30.06. Ik zoek op tot wanneer dit rendez-vous loopt. Tot 27.06.
| |
| |
Fig. 3. Fotografen knippen stukjes uit de werkelijkheid. Foto's zijn, ondanks de afbeelding, ego-documenten. Als een curator iets bedenkt en hij engageert kunstenaars, dan is de tentoonstelling eerst een ego-document van de curator. Vervolgens zijn er vier kunstenaars die een ego-document maken van (in derde instantie) de ego-documenten van duizendvijfhonderd burgers. En pas dan komt de fotograaf, en pas dan ik.
| |
| |
Fig. 4. Niet lang geleden zag ik de vader van Bare de Baere, op de rommelmarkt van Turnhout. Hij bood af op iets onduidelijks. De verkoper weerde zich, noemde opnieuw het eerste bedrag. ‘Allez,’ zei Raoul de Baere, ‘daar kan je 't zelf voor maken.’ Hij wandelde opgewekt verder. Zelf maken, bedacht ik: een ego-document.
| |
| |
Fig. 5. Och god, er is veel kunst die niet herkend wordt als kunst. Op de rommelmarkt ontdek ik kunstwerken, en niemand die weet dat het kunst is. Niemand kent de waarde ervan. Ik zeg niet wàt, maar ik heb er al twintig.
| |
| |
Fig. 6. Er wordt ook veel kunst genoemd wat geen kunst is. Wenende clowns bijvoorbeeld, landschappen onder stormachtige hemel, zigeunerinnen met interessante decolletés, moderne kunst ook. Is het dat wat ze boven de dressoirkast willen?
| |
| |
Fig. 7. Laatst vond ik een Van Gogh op de rommelmarkt. Het was het schilderij ‘De Zonnebloemen’. Een opgeplakte puzzel: halve meter hoog, opgekleefd op triplex en snel ingekaderd in een morsig wit lijstje. Ik kocht hem voor twintig frank. Thuis handtekende ik de puzzel rechtsonder, als had ik deze puzzel zelf gelegd en opgeplakt.
| |
| |
Fig. 8. De kunstenaar moet een nomade zijn. Hij laadt zijn raffia tapijten, rieten stoelen, tafels groot en klein, in hoge torens op zijn witte Mercedes. Hij rijdt van dorp tot dorp, en verkoopt. Of hij slijpt scharen en messen, en steekt morsige rode kaartjes huis aan huis in de bus. De dag erna vraagt hij aan uw deur het kaartje terug. Zo moet de kunstenaar zijn: nergens thuis, het oeuvre draagbaar bij zich en meesterschap in het bedriegen van de mensen.
| |
| |
Fig. 9. Och god, de kunstenaars. We kennen de foto's van artiesten, collectioneurs en hun vrouwen, specimens van handtekeningen. Een foto van een jonge vrouw, mondain, bevallig naar een installatie kijkend. Foto van kortharige, trotse man in een koud atelier. Die alles in zwart-wit. Individuen: reeds dood maar niet erg.
| |
| |
Fig. 10. Men zal een veelbelovend kunstenaar zijn. Men zal zijn leven lang zelfportretten maken, zeker op momenten van twijfel. De kunstenaar zal zichzelf portretteren aan de hand van spiegels en foto's. Men zal dit zelfportret noemen: Portret van de Kunstenaar.
| |
| |
Fig. 11. Men zal zichzelf in verschillende gemoedstoestanden afbeelden, onder andere als ‘triste et somptueux’. Men zal zich afbeelden als de voorgangers: als Christus, Napoleon of de Koning. Nogmaals, men zal dit zelfportret noemen: Portret van de Kunstenaar, en het zal gelden als bewijs van het ik.
|
|